De supermarkt in Idaho Falls heet Fred Meyer. Het is al laat als we er aan komen, we hebben allebei honger en mijn royalty’s zijn binnen, alle creditcards zijn weer aangevuld, dus we vullen een enorme kar vol met brood en kaas en sushi en kip en koekjes. Bij de kassa is het druk.
‘Ik ga wel even met Jonas rennen,’ zeg ik. ‘Als jij afrekent.’
De supermarkten hier zijn enorm. Vaak is er een restaurant bij, een apotheek, of een bank waar je ook verzekeringen kunt afsluiten. Ik heb er een gezien met een kapper. Deze heeft Freddy’s Playland. Een vierkante kamer zonder ramen, met heel veel plastic speelgoed.
‘Zullen we even in de speelkamer, Jonas?’
Er is een grote deur voor grote mensen en een klein poortje voor kinderen. Ze zijn allebei op slot. Maar er komt al een mevrouw aan met een sleutel.
‘Ik ga over 10 minuten dicht hoor,’ zegt ze.
‘Nou, dat is precies genoeg! My husband is al aan het afrekenen.’ Het blijft een woord dat ik graag en veel gebruik, husband. ‘Mogen we even naar binnen?’
‘U niet,’ zegt de mevrouw. Ze ziet er moe uit, met grote wallen en zwaar haar. ‘Dat denken ouders altijd, dat ze er zomaar in mogen. Nou echt niet, het is alleen voor kinderen. Is hij al twee? Anders mag het ook niet.’
‘Ja hij is twee, hoor. Wil je er in Jonas, wil je even spelen met het speelgoed van die mevrouw?’
‘Het is niet van mij natuurlijk, ik werk hier alleen maar. Ik had ooit een daycare, maar nu heb ik een plastic knie dus dat gaat niet meer. En hij moet een armband om. En u ook.’
Ze doet een papieren armband met een nummer om het polsje van Jonas. Ook bij mij. Met een nummer dat correspondeert met het zijne. Anders krijg ik hem vast niet terug.
‘Moet dat echt allemaal eerst, mag hij niet gewoon naar binnen, het is maar voor even. En ik blijf gewoon hier staan.’ Jonas trekt aan zijn armbandje. ‘Af! Af!’
‘Het moet wel omblijven, hoor. Het is onscheurbaar papier. En u moet dit formulier invullen, anders mag ik hem niet hebben.’ Ze geeft me een dichtbedrukt formulier vol gele high-lights.
‘Okee,’ zeg ik. ‘Maar mag hij vast niet even gaan spelen? Hij heet Jonas.’
‘Dat onthou ik toch niet,’ zegt ze. ‘En eigenlijk niet maar ja, vooruit. Omdat ik toch zo dicht ga.’ Ze doet het kleine poortje open en Jonas wil de speelkamer binnen stappen.
‘No pacifiers,’ zegt ze en de rukt Jonas’ speentje uit zijn mond. Dan trekt ze hem door het poortje naar binnen.
Verbouwereerd stapt Jonas de grote speelkamer binnen. Er is geen enkel ander kind, maar wel heel veel plastic dingen langs de muren. Hij loopt er langzaam en voorzichtig op af. Raakt het keukentje even aan. Aait de garage.
Ik vul intussen het formulier in. Telefoonnummers, adressen. Blijft altijd lastig op reis, wat hebben ze hier aan een adres in Nederland? Nummer van rijbewijs.
‘Eh dat heb ik niet, sorry.’
De mevrouw rolde met haar ogen. ‘Maar dat is dus wel verplicht! Wat een dag. Nog 7 minuten en ik mag naar huis… Ja, wat doen we nou?’
‘My husband heeft een rijbewijs. Ik kan zijn nummer vragen.’
‘Doet u dat dan maar.’
Maar Tom ziet er erg bezig uit zo uit de verte en ik wil liever hier blijven staan waar Jonas me kan zien. Hij loopt nog steeds van speeltje naar speeltje, maar speelt nergens mee.
‘Moet u dat nummer per se hebben?’
‘Ja mevrouw.’
‘Waarom dan?’
‘Omdat ik u moet kunnen vinden.’
‘Maar ik sta gewoon hier! Ik ga nergens heen!’
‘Nou vooruit dan maar,’ zegt ze boos en vult met woeste bewegingen het formulier verder in. Het nummer van Jonas’ armband. Het nummer van mij. Het tijdstip van aankomst. Ik moet twee keer mijn handtekening zetten en nog een keer op de achterkant, waar alle regels staan. Inderdaad, geen speentjes. Geen flessen, geen zieke kinderen, geen medicijnen, geen baby’s, geen eten, geen volwassenen, geen kinderwagens, geen enkele verantwoordelijkheid als uw kind iets overkomt en schoenen aanhouden. En zonder armband krijg je je kind niet terug.
Er zijn nog vijf minuten over om te spelen. De mevrouw met de plastic knie en ik kijken samen naar Jonas. Ze ontdooit wat als ik haar vragen stel over haar kinderdagverblijf en haar eigen kinderen. Jonas speelt een heel klein beetje met de trein.
Dan komt Tom er aan met de grote kar vol plastic zakjes. ‘Let’s go! Zegt hij. Honger!’
‘Ga je mee, Jonas? Gaan we weer naar huis?’
‘O, nou wil hij vast niet meer weg,’ zegt de mevrouw. ‘Dat gebeurt altijd met de laatste, met geen stok krijg je ze naar buiten en dan kan ik niet dicht…’
Maar Jonas loopt keurig terug door het poortje, springt in mijn armen en grijpt blij naar zijn speentje. ‘Dank u wel mevrouw, voor het spelen! Zegt maar bye bye!’
‘Baai,’ zegt Jonas. Soms doet hij wel wat we zeggen.
‘He’s kind of cute,’ zegt de mevrouw.’ Als ze allemaal zo waren…’ Ze doet het poortje achter Jonas op slot.
Amerika: het land van onze dromen, wat hebben ze met je gedaan? Je was toch het land van de ultieme vrijheid?
Lieve kinderen, kom maar gauw terug. In Leersum kun je spelen wat je wil, zonder al deze onzin!
Maar ja, dan kun je natuurlijk ook deze prachtige verhalen niet schrijven.
Of toch wel?
Liefs, DICK
Americans are crazy F*cked up country, that is!
Love, Renze
Lieve Annet, Tom en Jonas,
Het eerste wat me te binnen schoot: “paarse krokodil” ! Nu weet ik waar ze het van af gekeken hebben. Amerika …. Brrrrr.
Truidie en ik zijn net terug uit Griekenland: Chios. Heerlijk, wat een eenvoud.
Lieve mensen, ik hoop dat jullie toch nog wel terug willen komen. Ik mis jullie. Maar het zal wel (weer) wennen zijn voor jullie. Intussen …. toch zo heel veel genoten van jullie verhalen. En foto’s!!
Dikke knuffel, Lies
Geniet nu maar van het mooie van de US en straks van het mooie hier!! xx!