terug

Droog

Droog

Zie je wel, alsof het nooit geregend heeft. Alle stroompjes zijn opgedroogd, de grond zit vol barsten en het stof waait overal hoog op.

Het zijn onze laatste dagen hier in Utah. Allerlei nationale parken hebben we bezocht, met Robert en de laatste dagen ook zonder hem. We zien veel stof, veel zand en heel veel steen. Vooral erg veel steen. En daar komt iedereen hier voor, want het is druk, zelfs nu, in het naseizoen. Mensen komen hier om te rijden in jeeps, op cross motoren en mountainbikes, om uit vliegtuigen te springen en aan vliegers te hangen op, over en boven al die stenen.

Stenen in allerlei wonderlijke formaties. Op torens lijken ze, of op kastelen, er zijn ijselijk steile wanden, en diepe kloven, die zich kilometers uitstrekken: de canyons. Er is the Valley of the Goblins, waar stenen als versteende trollen naast elkaar staan. Het zijn er honderden en wij lopen er tussendoor. In de nacht dansen ze, bedenken we. Er zijn uitgesleten bogen en bruggen van steen, kuddes versteende olifanten, wouden en forten. Bijna niks groeit er hier, salie struikjes, cactussen en wat zielige bomen die kromgegroeid zijn in hun snakken naar water. We rijden er langs, we sjouwen erdoorheen met Jonas op onze nek. Alles is zandbak voor Jonas, maar hij kan lang niet overal spelen. Niet te dicht bij de rand van de canyon, niet op die rotsen, niet bij de cactussen..

Tom heeft een boek gekocht in the Grand Canyon-shop over alle mensen die daar ooit zijn omgekomen. Erg veel zijn het er: ze zijn over de rand gekukeld bij het poseren (nog een klein stukje naar achteren liefje..), bij het klimmen, bij het stoer doen, door dorst, door verdrinking, door drijfzand en door flitsvloed. Flitsvloed? Ja, als het wat hogerop geregend heeft kan op een schijnbaar droge dag de canyon plotseling overvallen worden door een water- en moddervloed die alles meesleurt. Heel gevaarlijk is dat.

Als we op onze grote tocht naar Horseshoe Canyon gaan, hangt er een bordje bij het begin van de tocht: ‘Wordt afgeraden wegens drijfzand en Flashflood’. Maar we hebben net twee uur gereden om hier te komen, (zand zand zand saliebosjes rotsen zand zand zand).. en er staan een boel andere auto’s hier… Robert zegt dat het waarschijnlijk wel OK is. Of anders gaan we halverwege wel terug…

Het moet een prachtige tocht zijn, de canyon in. Beneden in de diepte zijn wanden met prehistorische indianentekeningen op hele heilige plaatsen. Maar dat is wel een heel eind. Robert raakt snel achterop omdat hij steeds van alles foto’s maakt (nobody wants to walk with a photographer..) en dat is helemaal OK want dan zijn we lekker onder elkaar, maar hij draagt wel het grootste deel van het water. En heeft Tom niet verteld hoe hij hier ooit alleen gelopen heeft met te weinig water en bijna een delirium van de dorst kreeg… en viel… en een ratelslang tegenkwam..?

Het is erg mooi lopen zo langs de bergwanden, de oude versteende huid van de aarde zelf is vlakbij. Jonas deint op Tom’s rug en we komen langzaam dieper. Maar elke stap die we naar beneden lopen moeten we straks ook weer klimmen, denk ik telkens… En de flitsvloeden spoken door mijn hoofd en de ratelslangen en de losse stenen en de uitputting en de dood door dorst…

‘Als jij en Jonas straks van de berg afstorten spring ik wel mee hoor,’ zeg ik. ‘Dan wil ik ook dood. En heeft zo’n flasflood zoveel kracht dat je meteen verdronken bent of kun je nog zwemmen? En wat moet je eigenlijk doen als je een ratelslang tegenkomt?’

‘Waarom doe je dat toch altijd, waarom maak je het zo dramatisch?’ vraagt Tom. ‘Is het geen prachtige tocht, is het niet genoeg om hier gewoon te lopen?’

Tja, waarom?

Het is een beetje mijn natuur, vroeger moest mijn vader ook al altijd speurtochten verzinnen om onze zondagmiddagwandeling verteerbaar te maken, met wat meer avontuur en drama. Maar ik voel me ook een vreemdeling hier in al die overweldigende natuur… Het is zo onbekend om te bedenken dat er ook echt zomaar iets kan gebeuren, dat mensen hier echt omkomen. Natuurlijk kunnen mensen in Nederland ook best zomaar overreden worden of verdrinken of verbranden. Maar het is hier zo dichtbij. Het is bijna flirten met gevaar, het is echt lekker eng, zo zonder hekjes en paddenstoelen met pijlen en telefoonbereik…

We lopen door. Ik zet mijn voeten goed neer, wat kun je anders doen? En ik luister soms of ik water dichterbij hoor stromen.

Op de bodem van de canyon is de rivier allang opgedroogd. De modder is veranderd in droge chocolademousse, waar je echt niet in weg kan zakken, hoe hard je het ook probeert. Geen druppel water te bekennen.

We komen een ranger tegen die zegt: O, hangt dat bordje bij de ingang er nog steeds? Dat is waar, dat moeten we nog weghalen.

We zien de indianentekeningen en eten hardgekookte eieren op de heilige plaats. We zien geen slangen, krijgen geen dorst en hoeven zelfs nauwelijks te hijgen bij het naar boven klimmen.

Het is een prachtige tocht.