Eendje

27 april, 2013

Eendje

Ik zoek beneden de was uit terwijl Tom en Jonas boven een filmpje kijken. Opeens verschrikkelijk gehuil en boze stemmen. Soms hebben ze ruzie die twee en dan moet ik ze even laten. Maar het gaat niet over dit keer. Ik ga naar boven.

Can I do something?

Ik weet niet wat er aan de hand is, zegt Tom. Ik begrijp er niks van.

Het eendje mama, het eendje! Huilt Jonas.

Wat voor eendje lieverd?

De krokodil mama, het eendje hap! Dat doet pijn!

Een krokodil? Wat voor…?

En ik begrijp het. Oeps. In de film Madagascar, die mijn neefje Pieter en ik altijd zo leuk vonden, zit tussen al het leuke en lieve tekenfilmgehuppel inderdaad een scène waarin een lief donzig eendje in een hap verslonden wordt door een grote krokodil. Veel te erg voor een kinderzieltje.
O het spijt me Jonas. Dat is ook helemaal niet leuk.

Het eendje, het eendje, huilt Jonas.

Dat mag die krokodil ook helemaal niet doen, hè.

Nee dat mag niet! Dat doet pijn!

We moeten die film maar niet meer zien hè schat. We gaan wel even..

Jawel, wel zien mama. Mama jij was de moedereend. En ik was het babyeendje.

O, dat is goed. Kom maar hier eendje van me. En ik jaag de krokodil wel weg. Zo, nu ben je veilig.

Arm eendje, arm eendje, hap mama! Dat doet pijn! Ik was het baby eendje mama en jij was…

Kom Jonas, we gaan wel even iets anders doen, tekenen of zo.

Nee, nee, Jonas wil weer die film zien. En ook van het eendje. En huilt dan weer heel hard. En nog een keer. En huilt. En kruipt op schoot. En speelt eendje. En nog eens.

Tom begrijpt er niets van. Als het naar is dan kijk je toch niet, Jonas? Maar ik snap het wel. Toen ik klein was wilde ik altijd het plaatje horen van ‘Arme ouwe bison, waar is je mooie vacht’ en dan huilde ik. En draaide het nog een keer. En huilde weer. En nog eens. En ik had ook een moeder die het snapte en die me liet.

Soms is Jonas zo mijn zoon…


Oude vrienden, nieuw gedoe

Oude vrienden, nieuw gedoe

Een rijgdraadleven, zo had ik het bedacht en zo noemde Lynn het gisteren ook. Half jaar hier, half jaar daar. Als de Canadese ganzen die hier in grote zwermen overvliegen keren we steeds weer terug. Al twee dagen zijn we nu in het huis van Aunt Edith. En alles is nog hetzelfde: de schilderijen en de beeldjes overal, de sierborden in rijtjes in de kast, de oude bonkende wasmachine in de bijkeuken, de bejaarde televisie die de hele avond keihard aanstaat, want tante wordt steeds dover. De Mississippi kabbelt rustig voorbij en tante schuifelt rustig door het huis. Misschien weer ietsje langzamer dan vorig jaar.

We vinden beetje bij beetje al onze spullen terug die we als ouden vrienden hadden achtergelaten. Jonas’ speelgoed en zijn ballen, oude broekjes die niet meer passen, mijn lievelingskop uit Asilomar, de kussens uit Molly en in een la boven de helft van mijn stripboek dat ik vorig jaar hier afmaakte. En alles brengt herinnering mee, alsof het leven in Nederland weer vager wordt en we weer aanhechten aan onze tijd hier.

O ja, o ja.

Al wordt het wel duidelijk hoe mijn hoofd werkt: van ieder boek uit de boekenkast weet ik meteen weer precies waar het over gaat en waar ik het las en hoe het toen was. Maar de bankpapieren? De telefoons, de kluwen stekkers? Eh.. Hoe deden we dat ook alweer? Traditiegetrouw zijn we een paar dagen bezig met die dingen uitvinden. Een nieuw Canadees nummer, nieuwe simkaarten, praten in winkels, de situatie uitleggen, telefoneren met banken. Nee, zo werkt dat niet, u moet een vast adres hebben, mag ik even uw rijbewijs zien. Hebt u GEEN RIJBEWIJS?? Maar ook dat is eigenlijk oud en vertrouwd. En we komen er allemaal wel weer uit. We zijn weer online, door de barsten in de iPad heen. Straks maar naar de Apple Store om te kijken of ze iets kunnen doen of repareren.

Tom eet weer even alles wat in Nederland niet te krijgen is, Harveyburgers, Poutine, Cheesewiz en grote hompen Smoked Meat. Ik probeer me in te houden. En voor Jonas is het toch een beetje wennen. Hij verandert veel harder dan wij natuurlijk, in zes maanden. Geen school, geen Marjan of Marielle, geen lego politie hier… Wat doe je dan op zo’n dag? Hij hobbelt braaf met ons mee maar is soms ook ronduit stout. Nieuw land, nieuwe regels… Straks als we op een vaste plek zijn wordt het hopelijk makkelijker voor hem. Ik probeer alles goed te maken en doe soms het verkeerde, koop een grote doos vol plastic zooi voor hem waar hij binnen de kortste keren mee is uitgespeeld. Dan maar liever met de klei, dan maar liever tekenen.

Het is nu koud en nat maar er wordt mooi weer beloofd. Ik kan de Volkskrant weer lezen en volg een beetje het gedoe rond koningsdag en koningslied.
We zijn lekker hier, we zijn lekker ver weg… Nog maanden.


Niet ons huis

24 april, 2013

Niet ons huis

Zo’n bank zou ik wel willen thuis. Een grote grijze olifant met zachte kussens waar we met ons drieen over elkaar heen kunnen liggen met boeken en ipad en de zoveelste keer ‘Dispicable Me’ op de DVDspeler. Van de kussens maakt Jonas in de ochtend klimsteentjes, huizen en zeeen met boten die omslaan. Elke ochtend worden we weer een uurtje later wakker, maar vroeg is het nog steeds en we zien het langzaam licht worden vanaf de bank.

Maar in de middag liggen Jim’s grote kinderen er met hun telefoons te spelen en te zwijgen. Harde muziek over de boxen, harde witte tegels op de grond en een andere plek hebben we eigenlijk niet. Naar het speeltuintje dan maar weer, of racen met de auto’s door de gang waar onze koffers staan met een groeiende hoop wasgoed ernaast. En ‘Mama mag ik, mama mag ik, mama mag ik, please?’ Nee, sorry Jonas, je mag niet aan het schaakspel komen, niet met de radiografisch bestuurbare auto en niet aan het computerspel, dat is allemaal niet van ons. We willen niet dat het stuk gaat, begrijp je?

Dan laat mama zelf onze eigen ipad kletteren op de witte tegels. Een grote barst er in. Au. En is ze tampons vergeten en die zijn wel heel erg nodig op die lichte bank… En even op de fiets naar het Kruidvat kan niet en onze auto hebben we nog niet en onze telefoons doen het allemaal niet en en…

Hoe lief het ook is dat we hier mogen logeren, ik mis een plek die van ons is. Uitpakken, settelen, rustig worden, niet de hele tijd die TV aan met al die reclames vol blije Canadezen die bier drinken aan houten tafels… Canada is ruimte en stilte en bossen en meren, maar hier zitten we in een buitenwijk vol blokkendozen en lelijke winkelcentra. Vanavond gaan we naar het huis van Aunt Edith, waar we ook wel weer een paar dagen zullen moeten laveren tussen de porceleinen herderinnetjes, maar daar is het buiten tenminste mooi.

En dan wil ik Molly weer terug. Onze Molly.


Ochtend in Ottawa

22 april, 2013

Ochtend in Ottawa

Het is drie uur in de ochtend.

Eigenlijk is het al 9 uur natuurlijk en ik slaap nooit om deze tijd. Jonas ook niet. Klaarwakker is hij en we stommelen samen beneden het donkere huis in. Hij wil appelsap en snoep. Snoep mag niet natuurlijk, zeker niet na de vreselijke eetdag van gisteren. ‘Cereal mag je, of een banaan,’ zeg ik. ‘En zachtjes hoor! Iedereen boven slaapt nog!’ Ikzelf wil vreselijk graag koffie.

Het is al onze derde keer in het aankom-huis van Jim, de mannengrot. (krijg geen hyperlink in de tekst, kijk zelf maar even bij mei vorig jaar. ) Dus ik zou alles nog moeten weten. Lichtknopjes, koffie, waar de kommetjes staan… Beng , ik stoot mijn been op precies dezelfde plek aan precies dezelfde poot van het bed als vorig jaar. O ja. Het ene lichtknopje zet het hele huis in lichterlaaie, het andere doet ook de tv aan op vol volume. Waah! ‘Zachtjes, mama!’ zegt Jonas. Ja ja, zachtjes.

Ik vind geen melk, geen appelsap. Wel koffie, maar geen filter. ‘Ik was een boef mama! En jij was een politiemeneer,’ zegt Jonas en hij rent en springt al op de enorme bank die voor de enorme TV staat. ‘Even wachten mannetje.’ Waar is het licht? Waar is de.. eh.. wat zocht ik ook alweer?

Gisteren om 4 uur opgestaan. Om half 5 zou Johan komen om ons naar Schiphol te brengen. Hij kwam niet en Tom moest nog even op de fiets door het donker om op zijn raam te kloppen. Maar dat was eigenlijk de enige ongerechtigheid op de lange reisdag. We rollen gemakkelijk van het ene vliegtuig in het andere. Ik heb precies genoeg lekkers en speelgoed bij me om Jonas bezig te houden en halverwege de vlucht naar Ottawa valt hij tussen ons in in slaap, met een chocolademond en inkthandjes en slaapt de laatste 4 uur van de reis. Jim haalt ons op met zijn grote nieuwe witte auto en we mogen op zijn bank, in zijn bad en in zijn bed en slapen lang. Maar ja, dan is het hier nog midden in de nacht.

Ik doe zachtjes de ene kast na de andere open. Jim is op de gezondheidstour, vertelde hij gisteren, dus geen grote pakken zoete cereal en blikjes drinken overal. Dan maar sinaasappelsap en een banaan. ‘Mama ik ben een aapje en jij bent de moederaap!’ En gelukkig vind ik de koffiefilter in de afwasmachine. Tom komt slaperig op de geur af. Het is half 4. Zo begint een lange dag die we lang moeten rekken om weer in het ritme van 6 uur later te komen. Met filmpjes en klauteren, met het apen- en het boevenspel. Met geregel en zachtjes vast plannen maken. Wat eerst, wat daarna? Met hangen op de bank en kleien en tekenen en nog maar weer koffie.

Als het eindelijk 8 uur is gaan we samen naar de speeltuin om de hoek. Het is nog veel te koud dus we blijven er maar even. Er ligt nog ijs op de wip en Jonas krijgt koude handjes van de ijzeren stangen. Maar de zon schijnt, de eekhoorntjes huppelen over het gras. En het ruikt hier anders dan in Nederland, de zon op de aarde, het hout van de huizen…

We zijn in Canada!


Terug en weg

9 september, 2012

Terug en weg

Er gebeurt weer wat er een jaar geleden ook gebeurde. De reis nadert langzaam haar einde… en ik wil niet meer schrijven.

Thuis komt dichterbij, zelfs hier in de witte bergen in New Hampshire waar we toch behoorlijk ver van alles afzitten.

Na een week in Portland, Maine, bij onze vrienden Dale, Pilar en Hollis, die we ooit in Costa Rica hebben ontmoet. Waar we in hun tuin mochten staan op de plek waar Dale hun eigen huis gaat bouwen. Helemaal zelf. De balken liggen al in de schuur. Ik mocht er een klein hoekje van afhakken. Een beetje scheef, maar dat geeft niet. Dan denk ik altijd aan je als ik dat hoekje zie, zegt Dale. Met Pilar, met wie ik gewoon verder kan praten na anderhalf jaar, over onze zonen, over onze mannen, over onszelf. En hyperslimme Hollis die een jaar scheelt met Jonas en ongeveer 365x zo goed praat. Maar na een paar dagen speelden de jongetjes zonder woorden met elkaar, gillend en springend op de bank en Jonas sloeg zijn armen om Hollis heen en liet niet los voor zijn vriendje terug hugde.

En na een week bij Tom’s nicht Kathy in Lincoln, vlakbij Boston. Alleen in een huis met twee woeste honden, die de hele tijd in de bijkeuken moesten blijven als Jonas of ik in de buurt waren. Kathy wilde ons het liefst houden, onze dagen plannen en iedere maaltijd voor ons koken. Zoveel gezelschap in de tuin! En nog nooit in Boston geweest! Ze paste een hele dag op Jonas en nam hem mee naar twee speeltuinen en een kinderboerderij, terwijl Tom en ik Boston in gingen met een lijst metrostations, overstapplekken en bezienswaardigheden die we ECHT allemaal moesten gaan bekijken. We kwamen met zere voeten thuis. Maar Boston is erg mooi.

In de haven daar hebben we gedag gezegd tegen de zee. En nu zijn we op de terugreis.

En ik wil nog niet, dat voel ik wel. Het is overal mooier dan ooit en rustig ook nog omdat de scholen begonnen zijn. Langzaam kleuren de bomen geel en oranje en ’s ochtends is alles stil en mistig.

Een paar weken geleden verzonnen we dat we niet terug naar Nederland zouden komen. Door zouden reizen en dan voor de winter weer naar Costa Rica. Of voor veel langer zelfs. Ik vond meteen een schooltje voor Jonas op het internet. Een Waldorfschool zelfs, in Puerto Viejo zelfs. De Seaheart School. Zo’n mooie naam. Zo kloppend. En Jonas kan zo komen schrijft de juf.

Een week lang zong ik: Lachend loop ik weg uit mijn leven… Los zijn, zwerven. Nog niet ergens bij hoeven horen. Nog niet kiezen. Nog niet op een vaste plek.

En dat heeft niets te maken met dat ik niet van jullie hou. Jullie in de hele algemene zin van het woord. Of niet bij familie wil zijn. Het is niet tegen iets, het is voor iets, waar ik heel erg blij van wordt. Wij drieen op plekken die goed voor ons zijn.

Maar we komen toch terug. Eerst wel weer terug. Om redenen die niet zo met het hart te maken hebben, meer met geld en praktische regeldingen. En daarna gaan we weer. Hopelijk, heel erg hopelijk.

En dat vind ik eng en ook lastig. Alsof: ‘Dan maar Nooit Meer’ of ‘Dan maar Voor Altijd’ gemakkelijker is dan heen en weer terug en weer weg en wie weet wat daarna. Alsof mensen dat van me vragen: wat IS het nou, Annet?

Mensen, weer mensen in de hele algemene zin van het woord. Meestal alleen maar de mensen in mijn hoofd. Daar heb ik eigenlijk nog het meeste last van.  In het echt staat niemand langs de kant van de weg met spandoeken en toeters MAKE UP YOUR MIND, Annet!

Dus misschien helpt het wel om dit zo op te schrijven:

We weten het nog niet.

We komen heel waarschijnlijk terug.

Maar we blijven heel waarschijnlijk niet en gaan weer weg.

En dan komen we vast ook wel weer terug.

En het leven blijft in beweging.

En zo zijn we gelukkig.

Vaak. Meestal

En het is niet dat ik geen zin heb om jullie allemaal weer te zien. Jullie in de hele algemene zin van het woord en in de hele specifieke.

Want dat heb ik wel.

 

 




Zomerse dagen, poep.

Zomerse dagen, poep.

Veel gebeurd, weinig geschreven.

Mijn vader is weer veilig thuis. Ik spreek hem op Skype. Hij heeft het erg fijn gehad met ons, en gezellig, zegt hij.
Maar hij doet het nooit meer.
Veel te onrustig. Elke nacht op een andere plek, niet van tevoren weten waar. Hij vond dat veel te veel.
Wij vinden dat juist fijn.

De dagen vlechten aan elkaar, we reizen weer met ons drieën. En met Molly. En met het weer. We zwemmen als het warm is, we schuilen als het regent. We staan onder de bomen of op kale waaivelden aan zee. Kraaien en meeuwen pikken in de restjes op onze tafel. Eekhoorntjes glippen aan de achterkant Molly binnen en stommelen in de kastjes. Regen, zon. Nooit koud.
De zomer mag heel lang duren.

We rijden van het eiland af en langzaam richting Maine. Daar gaan we op bezoek bij vrienden van vorig jaar uit Costa Rica. Op prins Edward Island gaan we niet wonen, bij de aardappelboeren. Dat klopt niet.
We praten wel veel over wat dan wel en waar dan wel. Het maakt onrustig, als we het af willen dwingen. Maar de laatste dagen komen ergens dichterbij. Waar we graag willen zijn, blijven, wonen. Maar daarover later meer.

Jonas is een beetje van de raketten af en is nu het allermeest geïnteresseerd in wc’s. Die zijn overal! In ieder huis, in elke winkel of benzinestation is er wel weer een. En in de Provinciale Parks ook, altijd weer. Houten huisjes met een wc zonder bodem. Een gat in de grond en beneden, in het donker de poep. Heel opwindend en geheimzinnig. Of hij nu moet plassen of niet, we moeten altijd even kijken. Ja hoor, hier ook weer. Het wonder is er nog niet af.

We kleien samen urenlang, eerst raketten, toen bootjes, nu dus wc’s. Met poep erin.
Het is een beetje schaamtevol om te vertellen. Mijn hele leven heb ik poep en pies grappen stom en onsmakelijk gevonden. En nu, met mijn driejarige, geniet ik er opeens uitbundig van.
We kleien mama’s, papa’s, en Jonassen en om beurten vallen ze in de wc. Of hun hoofd valt erin. Of ze worden gered, maar dan glijden ze uit en vallen weer. O nee, Jonas! Waar is je hoofd?
Urenlang. Het blijft leuk.

Gisteravond worden we door toeristen informatie de verkeerde kant opgestuurd en komen ergens uit waar niets is. Een veld, een zandweg, bomen.
De boer die langskomt heeft nooit van een camping hier gehoord.
Maar ik zou maar hier blijven vannacht, zegt hij. Er komt hier nooit iemand. Niemand valt je hier lastig.
Dat doen we maar, het is al laat. En het is zo stil hier en de zon gaat zo prachtig onder. En met de sterrennacht buiten zitten wij in ons huisje, maken een ovenschotel, lezen de krant, kleien een wc…

Molly, Molly, Molly.


Vlov

3 augustus, 2012

Vlov

Op Prince Edward Island zijn we nu. Met Molly op de boot, alweer een boot. Papa, mama, Jonas en opa. Robert is gegaan, met zijn autootje weer op weg naar Colorado, naar huis. Een beetje meer onder ons, niet meer zijn blote voeten die uit de auto steken als het eerste wat ik zie als ik uit Molly naar buiten kijk, ’s ochtends. Een beetje jammer en het lucht ook een beetje op.

Mijn vader heeft het meestal fijn met ons, en vindt het ook niet altijd makkelijk om zich te voegen naar ons gezin, naar ons tempo. Hij wil liever altijd toch een beetje van tevoren weten wat we gaan doen, waar we naar toe gaan. En wij willen dat altijd eigenlijk liever niet. Omdat het niet zo werkt, omdat het toch altijd anders uitvalt. We hebben ons te voegen naar de weg, naar wat Jonas nodig heeft, en wijzelf, naar reparaties aan Molly en naar wat we tegenkomen onderweg. Dat is ook het rustigst.

Hier op het eiland komen we allemaal wat tot rust, hopen we, na een tijd van veel reizen en veel doen. Er is hier niet zoveel. Bossen en stranden en kleine dorpjes, met heel veel niks er tussenin.
Al heel erg lang geleden hadden Tom en ik bedacht dat we hier wel zouden kunnen wonen. De huizen op PEI zijn de goedkoopste van heel Canada. Je kan er wel twee kopen voor de prijs van een in Ontario. Maar ik wil geen twee huizen hier. Misschien zelfs wel geeneen. Mijn stadsmeisje van binnen protesteert hevig, al sinds we hier gisteren aankwamen. Het regende, de hele middag. Grijze slierten, nat gras, de lucht potdicht. En niks, niemand. Boeren die aardappels verbouwen. verlaten schuren, veldjes vol natte bloemen.

Zo ver rijden. Zo ver van alles af.

Maar wat is alles? vraagt mijn meer verlichte zelf. Wij zijn, hier, ik ben hier.

Vandaag is het strandweer en we blijven de hele ochtend op het liefste zandstrandje met de lekkerste koele zee. Heel weinig badgasten, maar vijf ofzo. En twee lifeguards, met niks te doen. Die klimmen dan ook wel twee keer uit hun stoel en komen naar ons toe lopen om te zeggen dat Jonas zijn broek weer aan moet trekken. Naakt mag niet hier, zelfs niet als je drie bent.
Ik ril ervan. Preutse stomme Canadezen.
Nog een argument. Niet hier, niet hier.

Ik kan daar ook maar beter mee op houden, mijn kijken wordt er vijandig van als ik denk dat ik ergens voor altijd moet blijven. We zijn hier nu, op reis. En we trekken weer verder. Niks hoeft.

Jonas heeft het fijn waar hij is. Hij speelt op het strand, hij speelt op het gras, hij speelt met zijn treinen en maakt puzzeltjes op de iPad. Mijn zoon, de vleesgeworden Niks Hoeft.

Op zijn nieuwste puzzeltje zegt een mama tegen haar baby ‘I love you.’ En voor het eerst vanochtend, na jaren tegen hem zeggen dat hij lief is en dat ik van hem hou zegt Jonas: ‘I vlov you, mama.’ Ik ben helemaal ontroerd.

De hele weg van het strand naar huis zingen we ‘All you need is vlov’. Jonas zingt mee, terwijl hij het lied nooit gehoord heeft.
Niet vooruitlopen, niet plannen, niet denken.

Vlov is all there is.


Vol in Molly

23 juli, 2012

Vol in Molly

We zijn waar we willen zijn. Al bijna een week in Lunenburg, Nova Scotia.

Een prachtig vissersstadje vol houten Pippi Langkoushuizen, met torentjes en balkonnetjes en een haven met oude loodsen en touwen, teer en traan. En heel veel galery’s vol zeeschilderijen en leuke boetiekjes en een Waldorfschool! De eerste avond hier heb ik uren op internet naar huizen hier gekeken. Hier gaan we wonen! Gaan we hier wonen? Ik kon er niet goed van slapen.

En nu kan ik er niet meer goed aan denken. Zo’n toekomst die zich dan ooit eens hier zou afspelen en hoe dat er dan uit zou zien en of ik dat dan wil. Ik ben zowiezo niet zo goed in dat soort dromen, ik kan altijd alles wel verzinnen, fijn of niet fijn. Opgenomen in een warme community van lieve Canadezen en ook nog zo’n mooi huis aan zee… Of bitter wegkwijnend in eindeloze grijze regen zonder familie of vrienden…

Bovendien, er is veel te veel Nu om aan een toekomst te denken.

Robert is er, al een week ofzo. Een vriend van Tom en ook een beetje van mij. Hij reist met ons mee, net als anderhalf jaar geleden in zijn eigen autootje en slaapt daar ook in. Hoelang? Dat is nog niet duidelijk. Hij gaat zo’n beetje zijn eigen gang, zegt niet zo veel, zit een beetje met Tom bij het vuur, speelt wat met Jonas. Maar hij Is er wel de hele tijd en ik vind dat niet de hele tijd gemakkelijk, vreemde ogen die dingen zien die van ons drietjes zijn… En: wanneer ga je weer eens weg, Robert? durf ik niet zo goed te vragen. Ademen, accepteren, omhelzen, ook de wrevel.

En nu is mijn vader er ook, helemaal naar Canada gevlogen om een paar weken met ons mee te reizen. We zoeken hotelletjes of B&B’s voor hem, terwijl wij dan in Molly wonen. Vorig jaar kwam hij ons ook opzoeken in Costa Rica en dat was ontzettend fijn. Jonas vindt het heerlijk dat opa er is. Hij houdt van mensen, accepteert eigenlijk altijd iedereen. Wil iedereen in de buurt houden. Opa, waar is opa? Als hij even uit zicht is.

En mama moet wennen.

Aan om opeens met zoveel te zijn, zoveel stemmen die ook wat zeggen, ook wat willen. Aan moeder zijn EN vrouw van Tom  EN gastvrouw EN ook opeens weer dochter met alle oude objectrelaties die dat meebrengt. EN mezelf ook nog, met al die dingen die ik wil en voel en nodig heb. EN ik moet ook nog werken, uitgevers die hun mailtjes tot in de ruwste uithoeken van Nova Scotia achter me aansturen waar de tekeningen toch blijven.

Nou, ze zijn nog niet af.

Want om te werken moet ik alleen zijn en Molly leeg. Dus om iedereen ’s ochtends aan te kleden, te voeden, spullen te pakken, plannen en boodschappenlijstjes te maken en de deur uit te werken vraagt soms veel meer tijd dan me lief is. Tom, Jonas en Robert zijn er net op uitgestuurd om vis te halen voor het eten, om de generator te laten repareren, en ga ook maar ergens lunchen kom maar lekker even niet terug. En nu zit mijn vader hier buiten aan de picknicktafel met boek en schrijfspullen en mag niet binnenkomen.

Ik heb het hem uitgelegd en hij is niet boos. Zo is je leven, kind. Om dit te doen moet je werken en om te werken moet je de ruimte hebben.

Toch voel ik me altijd hardnekkig schuldig als ik zo op moet spelen om ruimte voor mezelf te maken. En ik werk niet eens nu, ik zit gewoon een blog te schrijven! Schande!

Ik ga zo wel even kofie voor hem zetten.