In zijn schoenen

29 mei, 2013

In zijn schoenen

You’re walking in my shoes, zegt Tom. En dat is hoe het nu is.

In een land dat niet het mijne is, is een landschap, een huis, een omgeving waar ik niet goed uit de voeten kan. Vrienden die toch vooral de zijne zijn, met een gedeelde geschiedenis die ik niet ken. En Jonas Jonas Jonas die er steeds is en waar ik het ook veel moeilijker mee vind om hem op mijn sleeptouw te nemen naar plekken die ik ken en mijn eigen plannetjes  mee te maken hier, zo ontzettend ver van Hema’s en kinderboekwinkels, speeltuinen en straatjes om.

Bovendien heeft een tandarts in Carleton Place een kies bij me getrokken op precies dezelfde plek waar vorig jaar een Utrechtse tandarts dat bij Tom deed. We hebben nu allebei een gat in onze kaak. Het mijne geneest een beetje langzaam, ik heb er pijn aan en kan niet goed eten. Maar doe het wel hoor, al dat verkeerde eten dat niet echt helpt, al lijkt het wel zo…

Tijdens onze vorige reizen was dat allemaal niet zo heel erg anders, maar het voelde toen avontuurlijker. O, Canada waar alles anders is, de landschappen, de mensen, de geschiedenis. En vond ik het heerlijk om zover van huis te zijn en weg van mijn eigen bekende leven. Nu is het hier ook al wel bekend en voel ik me vooral vaak chagrijnig en narrig over alles. Als een verliefdheid die een beetje over is. Eerst zijn alle rare onbekende dingen interessant en avontuurlijk en later worden ze bekende ergernissen. Muggen. Vochtigheid. Dat we een half uur heen en een half uur terug moeten rijden om in een three nippled cousin fucker-dorpje even te internetten. Dat Jonas wel een speelgroep heeft, voor soms, maar dat die ook drie kwartier verderop is en hij het er bovendien helemaal niet leuk vindt. De eeuwig durende ijshockey play-offs (Twee teams spelen zeven wedstrijden tegen elkaar en dan pas mag de beste door. Zeven! Dat zijn dus zeven avonden hockey en dan nog zeven en dan nog zeven. Ja, er is hier een TV…). Al die vrienden die langskomen met verhalen van die en die en toen en toen… Okee, Annet, zo is het wel genoeg.

Misschien ,waarschijnlijk, hopelijk wordt het gauw weer anders als we over een week ofzo met Molly weer gaan trekken en het leven wat minder gezapig en wat meer avontuurlijk wordt. We hebben een maand hier gewoond in the cottage, waar veel comfort is en een goeie plek om te werken voor mij, maar ook, nou ja al dat andere.

Maar wat me vooral veel bezig houdt waar ik onrustig van wordt is dat het zo anders is voor Tom. Hij komt zo thuis hier en geniet er zo zichtbaar van, van alles wat hij kent en waar hij van houdt. En ik hou van hem dus ik zou er blij om moeten zijn, maar ik voel ook zo ontzettend ons verschil. Dat hij hier hoort en ik daar.

We hebben het er over, in kleine voorzichtige gesprekjes. Waarin hij vertelt waar hij niet zo van houdt in Nederland, wat hij daar moeilijk vindt. De drukte, de stad, het weer, mijn wereld, mijn vrienden, geschiedenissen die hij niet kent.. En we rijden in de auto en hij wijst naar huizen die te koop staan. Prachtige huizen aan water, zo lekker ver van alles af…

Daar zouden we kunnen wonen. Vissen in de zomer, over het ijs rijden in de winter, zou dat niet heel leuk zijn liefje?

En daar word ik benauwd, want ik wil niet. Ik voel dat ik hier niet wil wonen. Wel hier naartoe, heel vaak, als het kan met Jonas op school en zo. Dat weet ik eigenlijk al heel lang, maar het lijkt er nu meer op aan te komen, nu Jonas vier is. Waar willen we dat ons kind opgroeit? Wat is goed voor Jonas? Tom wil hem ook zo graag meenemen op het water en in de bossen. Hij is ook een Canadees kind. Maar ik zie Jonas tegenstribbelen en huilen om de muggen en gillen op de golven. Hij is op het moment veel meer een binnenspeelkind, hij tekent, schildert en kleit lang en geconcentreerd en is soms met geen stok naar buiten te krijgen. Net als ik vroeger. Ha, een Nederlands cultuurkind, denk ik dan stiekem, en geen Canadees ijshockeyjongetje… Maar daar is eigenlijk nog niet zoveel over te zeggen. Jonas voelt zich thuis waar hij is, met wie hij is. Meestal.

En wij moeten kiezen. Wij zijn volwassen. Of ik ben hier met een groot verlangen naar mijn thuis en mijn plek of Tom is in Nederland met Canadese meren in zijn hoofd…

Dus. Dit houdt me allemaal bezig. Daarom schrijf ik ook wat minder vaak over onze avonturen hier, vind ik het moeilijker om overal van te genieten, voel ik me eerder tobberig dan avontuurlijk…

We weten zeker dat we bij elkaar willen zijn. Dat wel, dat wel.

Hold it lightly, zegt Tom.

I’ll try.

 

 


Zwager

17 mei, 2013

Zwager

Frank is alweer naar huis. Hij logeerde drie dagen bij ons en het was…

Arme Frank.

Hij brengt een grote doos met flesjes bier mee en heeft er voor de lunch al zes op. En praat, en praat. Over dat hij zo blij is dat hij gezonder is gaan leven, helemaal geen suiker meer eet, alleen gezonde suiker. En gestopt is met roken, al met de Kerst. Hij rookt alleen nog maar elektrische sigaretten. Ja en wiet. Ja en als er een pakje ligt ergens, maar hij koopt ze zelf niet meer, nooit meer. Ja, als de batterij van de elektrische leeg is, alleen maar dan.

Hij was gevallen in het bad, had zich erge pijn gedaan en kon er zelf pas na uren uitkomen, helemaal alleen als hij was in zijn huis. In de tijd dat hij daar zo hulpeloos had gelegen was hij gaan nadenken over zijn leven, had bedacht dat hij het werk dat hij deed, nachtwaker bij de verwarmingsdienst van de universiteit, nooit meer wilde doen. Iedereen daar is namelijk gek en slecht in zijn vak, en hem nemen ze niet serieus. En het is zo vermoeiend, elke keer zijn ritme omdraaien. ’s Nachts leven en bijna nooit iemand spreken.

En daar praat hij over, de hele dag.

Ik vind het niet makkelijk om bij hem in de buurt te zijn. Hij is eigenlijk altijd boos, op alles en op iedereen. Niks deugt, op zijn werk niet, in de wereld niet en hier in het huis ook niet. Nou is er hier in the cottage ook vreselijk veel kapot en onhandig gedaan. Geen licht op belangrijke plekken, de banken van de picknicktafel zijn weggerot, het broodrooster zet boterhammen in lichterlaaie, het inbraakalarm gaat iedere keer af als iemand de deur open doet en kan niet worden afgezet… Maar ja, het huis is warm, het meer voor de deur is prachtig en het is er zo mooi en zo stil… Maar Frank gaat er de hele dag over tekeer.

Geen goed mes te vinden hier! En al die zooi in alle lades! Gelukkig maar dat het jouw huis niet is, Annet, zegt hij tegen me. Want anders zou ik allemaal nare dingen tegen je gaan zeggen… Ik ben ook maar blij dat het mijn huis niet is.

Ik zie hem er onhandig in rondlopen. Over Jonas’ legoblokjes stappen, niet kunnen zitten, zijn draai niet vinden.. Nog maar een biertje dan maar op het terras…

Ik ben vaak blij met mijn werk, met de gelegenheid me ongestraft terug te trekken in mijn kamertje. Laat Tom maar met hem praten, het is zijn broer.

Na een paar dagen wordt Frank wel wat rustiger. Heeft het er zelfs over om ook zo’n huis te kopen als dit (maar dan een beter) en alleen maar te gaan vissen en in de tuin te werken en een hond te nemen. Dat dat zoveel beter voor hem zou zijn.

Dat geloven wij ook. Nicht Kathy die inmiddels ook is gearriveerd met zoon en een enorme doos speelgoed voor Jonas, vindt het ook een goed idee. En voortvarend als ze is heeft ze meteen al huizenbrochures gehaald en heeft al bijna een bod gedaan.

Maar zo snel hoeft het nog niet voor Frank. Eerst gaat hij maar weer naar zijn eigen huis om dingen te regelen en vooral door te gaan met gezonder te leven, want dat is zo belangrijk…

Als hij thuis is belt hij me om te bedanken voor de dagen dat hij hier mocht zijn. Dat hij het zo fijn heeft gevonden, with my brother and sister.

Sister? Dat ben ik dus. Schoonzus.

Ik had hem misschien niet zo uitgekozen, maar dat is nooit zo met schoonfamilie, geloof ik. En ik ben ook een beetje opgelucht nu hij weer weg is. Maar hij raakt me wel. Maar ik ben wel blij dat hij er was.

 

 



Aan het meer

Aan het meer

Cottage Life, zo heet dit. En zo kennen de meeste Canadezen het, de hele zomer met de familie in een huis aan een meer. Zwemmen en varen en veel drinken en op regendagen bij het vuur zitten en Monopoly spelen.

De oever van het grote Rideau meer is bezaaid met cottages. Steeds meer grote en dure, zegt Tom. Echte cottages zijn klein en van hout en hebben geen elektriciteit. Laat staan een privé golfbaan, zoals je hier zelfs soms ziet.

De cottage van David en Mary waar we wonen deze maand mei is wel van hout, het kraakt en piept als ik ’s nachts door de gang loop en als het waait en regent klinkt het net als in een tent. De warme warme lente lijkt weer even voorbij, het is koud en het guur. Tom moet ’s ochtends grote vuren maken en de warmte kruipt maar heel langzaam naar de rest van het huis. Er staan grote leunstoelen, Jonas speelt op het kleed voor de haard en ik heb zelfs een eigen werkkamertje. Knus is het woord.

Maar nu krijgen we gasten.

Lynn is er al drie dagen, maar dat is een vriendin en juist wel fijn voor mij om lekker mee te praten over allerlei gevoelens en gebeurtenissen en nog meer gevoelens. Fijn voor Tom ook, want dan hoeft hij dat even niet te doen en mag zijn boek lezen en lekker niet luisteren. Lynn is een beetje verdrietig na een lange winter met haar moeilijke moeder in hetzelfde huis. Ze kan niet zoveel hebben en als Jonas een driftaanval krijgt in de auto en NIET NAAST LYNN WIL ZITTEN neemt ze dat heel persoonlijk en is bijna de hele avond in tranen. Why doesn’t he like me? I want him to like me….

En straks komt Frank, Tom’s broer. Ook al depressief en al een tijd. Hij woont alleen, is zonder werk en ziek en het gaat helemaal niet zo goed met hem. Goed van Tom dat hij hem heeft uitgenodigd. Maar ik vind hem niet de gemakkelijkste man om mee te zijn.  Zwijgend en zwaar.

En morgen gaat Lynn weer naar huis en komen nicht Kathy uit Boston en haar zoon. Niet depressief voor zover ik weet, maar vol wordt het hier wel. Ik had al bedacht dat iedereen maar fijn veel moest gaan zwemmen en varen met de boot en mij lekker alleen moet laten, maar dat komt er nu waarschijnlijk niet van.

Vroeger thuis hadden mijn ouders vaak ‘zielige mensen’ in huis, die het nodig hadden om een tijdje niet alleen te zijn en konden meedraaien in ons gezin. O, in mijn hoofd was ik het altijd wel mee eens, we moeten kunnen delen en zorgen voor elkaar en gezellig is het soms ook… Maar ik had er op een gegeven moment ook altijd zo schoon genoeg van en zo veel behoefte om alleen alleen alleen te zijn…

Dus ik hou mijn hart een beetje vast voor mezelf, kan ik een lieve ruime gastvrouw blijven of ga ik na een paar dagen gillen en iedereen het huis uitschoppen?

Ik hou u op de hoogte…

 


Hopla, zomer!

5 mei, 2013

Hopla, zomer!

Het is alsof de natuur de lente overslaat: toen we hier kwamen, vier dagen geleden waren de bomen nog bijna kaal en winterig. Maar hopla, de zomer breekt uit alle twijgen en we kunnen al bijna zwemmen in het meer!

 

Bijna…

 

 


Communicatie

Communicatie

Mijn mobieltje doet het niet deze keer. Alle andere jaren zocht het zonder problemen het Canadese equivalent van Vodafone op… Dit jaar niet. Geen smsjes uit Nederland dit keer dus. Lastig voor bankzaken en voor iedereen die ik heb verteld: o je kan me in ieder geval altijd smssen…

We willen graag weer een Canadees mobiel nummer en internet op onze nieuwe Ipad. Makkelijk gaan die dingen nooit en ze kosten altijd bezoekjes en telefoontjes en nog meer telefoontjes, naar de Apple Store, naar The Bell Mobility… Gelukkig heeft Aunt Edith telefoon en mogen we die gebruiken.

Edith heeft zelfs wel zeven telefoons, die op strategische plekken door het huis verspreid staan. Ze hoeft dan altijd maar een heel klein stukje te lopen als de telefoon gaat. Meer kan ze ook niet, met haar 93 jaar en haar versgezette heup.

Maar als ik op een middag Bell Mobility wil bellen omdat ons mobieltje het nog altijd niet doet, doet haar telefoon het ook niet. Line busy, zegt het schermpje. Misschien heeft Jonas er aan gezeten, denk ik en ik loop ze allemaal even na. Twee in de keuken, een in de huiskamer, een op de logeerkamer, de badkamer en twee in haar slaapkamer… Nee, ze zijn allemaal niet in gesprek. Maar ze doen het ook niet.

Aunt Edith zit haar kruiswoordraadsel te maken op de bank.

Is it not working? Vraagt ze.

Ze doen het allemaal niet, zeg ik. The line is busy. Maar ik kan niet vinden welke in gesprek is.

There has to be one, zegt ze en ze begint een verhaal te vertellen over een keer dat dat ook zo was en een telefoon achter een kast gevallen was en hoe moeilijk het was geweest om die weer te vinden en toen…

Ik moet echt even bellen zeg ik. Ik loop ze nog even na.

Nee, alle zeven niet in gesprek. Maar ze doen het niet.

Heeft u niet gewoon teveel telefoons op een lijn? Vraag ik.

Nee hoor, zo heb ik het altijd gedaan, zegt Aunt Edith. Dus dat kan het niet zijn. What we have to do, is alle stekkers er uit trekken en ze dan een voor een weer terug doen. Dat had een meneer van Bell haar ooit uitgelegd. Toen was gebleken dat de bliksem in een van de telefoons geslagen. Dat zou nu weer gebeurd kunnen zijn.

Maar het heeft helemaal niet geonweerd of zo, zeg ik.

Wat? Vraagt tante.

Dat het niet geonweerd heeft! Roep ik wat harder.

Ja, toen had het ook geonweerd, zegt tante. Daar kwam het toen door.

Ze is echt heel doof en mijn stem is niet zo hard. Ze begint langzaam met haar stok de trap op te klimmen. Dan ga ik boven maar vast stekkers uittrekken, zegt ze.

Dat kan ik toch ook doen! roep ik. Maar ze loopt al.

Boven hebben alle telefoons twee stekkers. Een van het electriciteitsnet en eentje van de telefoonaansluiting. De stopcontacten zitten allemaal onder bedden en kastjes. Het is er een wirwar van draden, verlengsnoeren en stekkers-in-stekkers. Sommige telefoons zijn modern en draadloos, maar de meeste zijn van oud en vergeeld plastic. Als iets het nog doet gooit tante het niet weg.

Aunt Edith zakt zuchtend door haar oude knieen  om achter het bed te gaan zoeken.

Nee nee, laat mij nou! Roep ik heel hard en ik duik gauw onder het warme bed. Snoer na snoer tast ik af om een stekker te vinden. Ik verschuif een nachtkastje dat een ton weegt en stoot glazen lampjes en fotolijstjes om.

It could also be a squirl, zegt tante. Ooit had een monteur een dode eekhoorn gevonden bij een doorgebeten draad namelijk. Die dingen gebeuren in Canada.

Zijn alle stekkers er nu uit?

Ik geloof van wel, piep ik van onder bij de plint. Welke stekker was ook alweer van welke telefoon?

Het wordt een lange warme middag. Na allerlei stekkers in- en uitgeplugd te hebben, klinkt er een kiestoon. Hoera! Maar ik ben het keuzemenu nog niet uit of het wordt  alweer afgebroken en de telefoon zwijgt weer. Het is al bijna 6 uur, ik moet het voor vandaag maar laten zitten.

We have to start all over again, zegt Aunt Edith. Dan vinden we wel waar het zit, zei die meneer van de Bell. Behalve als het een eekhoorn is dus, want die beesten vernielen alles.

Aunt Edith is op constante voet van oorlog met de eekhoorns, want die eten het vogelvoer op dat ze in allerlei bakjes om het huis heen heeft hangen. Ze wil wel graag naar vogels kijken maar niet naar eekhoorns, die schobbejakken.

Did you unplug this one? I didn’t. Or did I?

Ik weet het ook niet meer precies.

Zal ik niet maar even thee zetten, vraag ik. Dan laten we Tom zo maar even kijken.

Tom brengt die avond ook nog een uurtje door achter nachtkastjes en onder bedden en komt er hoofdschuddend vandaan. Ze heeft gewoon teveel telefoons op die ene lijn. Dat werkt ook niet. Maar als hij tante dat vertelt wil ze niet luisteren.

Het werkt anders altijd wel, zegt ze koppig. Behalve toen, toen de bliksem ingeslagen was en die ene keer met die eekhoorn. Did I tell you about that one?

Als we later ‘s avonds de telefoon weer proberen lijkt alles het gewoon opeens toch weer te doen en komt Scott, de buurman vertellen dat hun telefoon ook kuren had vandaag. Dat was het dus, de schuld van Bell Mobility.

Dat dacht ik al wel, zegt Aunt Edith. Want anders doen ze het gewoon allemaal altijd.

De volgende dag hebben we na nog een lang gesprek met Bell een werkend mobiel nummer. En internet.

Tenminste, zolang we in de bewoonde wereld blijven. Zodra we het Rideau Lake-gebied binnen rijden om de maand mei door te brengen in de Cottage van een neef van Tom, valt ook dat allemaal weg. We zullen weer om de zoveel tijd naar een dorpje in de buurt moeten rijden om onze communicatie te ‘doen’.

Ach het is ook wel rustig zo, niet de hele tijd kijken of er al mail is, niet de hele tijd het nieuws en facebook… Ik verdrink maar een beetje in een mooi boek, in werk, in Jonas en in de zomer die hier opeens uitgebroken is…