Pokjes

10 mei, 2012

Pokjes

Ondertussen zijn we hier in een soort quarantaine. Aunt Edith weet niet of ze de waterpokken gehad heeft als kind en op haar leeftijd wil ze ze niet meer. Zelf doet ze er niet paniekerig over, maar Cousin Lee uit Tennessee en Aunt Dulcie uit Oxford, ze bemoeien zich er allemaal per email enorm mee. Jonas mag absoluut niet bij tante in de buurt komen zolang de plekjes nog open zijn. Veel te gevaarlijk! Worden kinderen daar in dat Nederland dan niet tegen ingeent? Oude dames met te weinig te doen, denk ik vals. Maar het is natuurlijk goed bedoeld.. De buren hier hebben een baby en lopen in grote bogen om ons heen. Ook Lynn’s moeder wil ons nu niet zien. Blijf weg! Shingles! Uitslag! Jeuk en schilfers!

Nou, gezellig. Pas volgende week mogen we weer onder de mensen komen.

Maar met ons drietjes hebben we het hier wel fijn, ondertussen. We hebben ons het huis wat meer eigen gemaakt, koken lekker en spelen onze eigen muziek. Dan is het ook wel fijn dat de keukentafel er niet staat, want dan kunnen we er dansen op de Nijntje liedjes, voetballen en het nieuw uitgevonden spel breinaaldenhockey spelen. Want Jonas ziet er wel waterpokkig uit, maar doet helemaal niet ziek. Hij rent en speelt door het hele huis, springt op alle bedden, haalt overal dozen met puzzels en spelletjes vandaan en strooit de stukjes en de fiches door alle gangen. Dat ruimen we volgende week wel weer op.

Twee keer per dag gaat hij met Tom in bad met zuiverend zout en daarna zetten we hem in de wasbak, smeren we hem in met Calomine-lotion en blazen hem samen droog. Jonas rilt en giechelt. Maar zijn pokjes verdwijnen en langzaam van. En we mogen naast Dribbel nu ook al Shaun the Sheep kijken en dat is een stuk leuker.

Ondertussen kan ik hard en veel werken en dat is niet naar of zielig, maar eigenlijk steeds wat ik het liefste wil. Ik ben al op bladzij 61 van mijn prachtige stripboek, het einde komt langzaam in zicht en ik eet slaap en drink mijn tekeningen. Vermoeiend maar heerlijk.  Ik hoop jullie snel wat meer te kunnen laten zien!

 


Transition

6 mei, 2012

Transition

Daar zijn we nu, in het huis van Tante. Zonder Tante dan, want zij is van de winter voor de tweede keer over de hond van de buren gestruikeld (But it really wasn’t her fault!) en heeft daarbij haar heup gebroken. Ze is dan ook al 92 en ze revalideert nu in het sjieke Waterfront Retirement Home. Op een grote kamer met uitzicht over de rivier en de helft van de meubels die anders altijd hier staan. Het voelt hier dus ook een beetje ontmanteld en leeg hier. De zachte bank verdwenen, de keukentafel weg… Het huis is wat koud en hol achtergebleven. De helft van de snuisterijtjes weg, lichte plekken op de muur waar schilderijen hingen van bestrikte meisjes en schepen met bollende zeilen. Er hangt nog genoeg hoor, dus Jonas mag nog steeds niet voetballen in de huiskamer.

Hier dus hebben we onze transition-time.

Tom heeft hier nog altijd zijn kamertje, met bed, boeken en schemerlamp. Een fijn vrijgezellenvertrek, maar niet zo handig met een kind. Of met drie grote koffers kleren. Onze koffers staan dus aan de andere kant van het huis en heen en weer lopend tussen die twee plekken (twee trappen af, gang door, keuken door, eetkamer door, twee trappen op) raakt alles verspreid. Ik loop dus de hele dag van hier naar daar voor een flesje, een speentje, een paar sokken. De spullen in de stallen waren toch niet zo compleet als we wel dachten, de scanner is zoek, de lichtbak, de telefoon. Tante heeft haar telefoon meegenomen. Internet is hier niet, dus we zijn verstoken van contact. Telefoon bij Walmart gekocht- doet het niet. Terug, hij zou het wel moeten doen. Maar hij doet het nog steeds niet. Dat soort dingen.

Het regende een paar dagen, maar nu slaat de warme zon de damp uit het gras. Dat betekent muggentijd, zeker zo dicht bij de rivier. De jonge muggen bijten het hardst, maken grote jeukende plekken. Jonas heeft er wel erg veel. Steeds meer, met blaasjes er op. Ook op plekken waar geen mug zou kunnen komen… Hangerig, diarree… Waterpokken. Z’n hele ruggetje vol, buikje, overal. Ach mannetje…

Als ik internet had zou ik het opzoeken, als ik telefoon had nu vriendinnen bellen- is dat erg? Duurt dat lang? Is het normaal dat hij wel ziek is, maar zich niet zo ziek gedraagt? Loopt te springen en te roepen en te willen als altijd… Alleen dwingender, er mag maar een filmpje op, van Dribbel, en dat de hele dag. Tom en ik worden er zelf een beetje ziek van, maar Jonas gaat gillen en huilen als we iets anders opzetten.. ach ja, toch ziek, toch wel. En jeuk en niet mogen krabben. En pijn mama, pijn aan armpje, aan buikje… Nog een keer Dribbel dan maar, arme Jonas.

De mevrouw van de Shoppers Drugmart zei dat het wel acht dagen kan duren. Vriendinnen? Mirjam? Acht dagen Dribbel?

Misschien komt Aunt Edith gauw weer hier wonen, en kunnen we haar een beetje helpen met die overgang. Daarom waren we hier ook gekomen eigenlijk, zodat voor ons vertrek met Molly, Tom haar de trappen op kon helpen en wat in de tuin kon werken enzo. Maar tante is een klein dametje met een sterke. ondoorgrondelijke wil. Ze is er nog niet klaar voor en ze zal wel laten weten wanneer wel.

En ondertussen wonen wij dus in haar halve huis. Ik werk, Tom kijkt Dribbel met Jonas.

O, de avonturen…

 


Mannengrot

2 mei, 2012

Mannengrot

Jonas werd vanochtend weer om 4 uur wakker. En mama dus ook.

‘Naar benede?’

‘Liefje, we moeten echt nog eventjes slapen. Het is hier nog middenin de nacht.’

‘Benede?’

‘Probeer het nog maar eventjes. Mama moet het ook nog even proberen. Anders zijn we straks weer zo moe.’

‘Mama naar benede?’

‘Nee, Jonas.’

‘Naar benede? Plies naar benede?’

En dan gaan we toch maar om kwart over 4 de nieuwe dag tegemoet.

De reis hierheen ging eigenlijk heel voorspoedig, met veel slapen in het vliegtuig en rustige vliegvelden met nou eens niet van die eindeloze rijen bij de controles. Kennelijk vieren ze over de hele wereld koninginnendag. Onze bagage reist keurig met ons mee, ik krijg het goede stempel in mijn paspoort en op vliegveld Ottawa staat Jim ons volgens afspraak op ons te wachten met zijn zilveren Lincoln.

In zijn huis mogen we bijkomen van onze jetlag, die deze keer nogal toeslaat. Al twee ochtenden om 4 uur op dus, en het lukt mij niet om overdag te slapen. Maar er is bijna geen beter plek denkbaar om hologig slaapwandelend rond te lopen.

‘Welcome to my man-cave,’ zegt Jim. Hij woont vlakbij het vliegveld en we mochten vlak voor onze vorige reis ook al bij hem komen slapen. Hij is eigenlijk niet eens een echte vriend, maar de broer van een van Tom’s vrienden die ook Tom heet. Jim is pas gescheiden en pas met pensioen. Hij heeft een heel groot leeg huis waar alleen zijn zoon een paar keer per week komt slapen.  Veel lege kamers en veel lege uren, hij lijkt blij te zijn met gezelschap. We mogen blijven zolang we willen.

Het is ook echt een mannenhuis, er staat niets in dat niet gekocht lijkt te zijn om z’n functionaliteit of z’n comfort. Of het moet dat ene beeld zijn boven in het trapgat van een bronzen cowboy die een bronzen steigerend paard in bedwang probeert te houden. Verder staan er alleen al in de huiskamer drie grote beeldschermen, twee TV’s en een computer, met quadrofonische boxen, met aangesloten blueray-spelers en X-boxen, met een Wii en een tafel vol iphones en ipads. We mogen overal mee. Er zijn altijd wel twee TV’s aan, een met het nieuws waar niemand naar kijkt en een met cartoons voor Jonas waar hij niets van snapt. Boven staan nieuwe bedden met nieuwe synthetische dekbedden en kussens en drie lege badkamers waarvan een met een driepersoons-bad. De wc brillen staan er altijd omhoog. De keuken is enorm, de ijskast gigantisch en de steaks die er uit komen zelfs nog groter. Met veel enthousiasme plant Jim onze maaltijden en verheugt zich vandaag al op de roastbeef van morgen. Met een jasje van mosterd en knoflook en precies op tijd in de oven. Hij maakt een toetje met twee verschillende taarten en twee verschillende smaken ijs. Hij zet Kuifje voor ons op op het bioscoop-grote scherm in de huiskamer en we vallen ervoor in slaap op de vijfpersoons wegzak bank. Want we doen niet veel anders dan slapen en liggen. Dat vindt Jim niet erg, zegt hij. We mogen zoveel slapen als we willen.

Behalve ’s ochtends dus, van vier tot negen, dan rent Jonas door het huis, glijdt op kussens over het parket, vaart met de stukken van het mahoniehouten schaakbord in een plastic bootje door de kamer, smeert de eettafel onder de klei en maakt de radiografisch bestuurbare auto’s kapot als mama niet oplet.

Maar dat mag ook allemaal van Jim.

 

 

 

 


Spullen

29 april, 2012

Spullen

We really don’t need to bring a lot of stuff, zegt Tom, want we hebben daar nog zoveel.

Dat is waar. Onze koffers van vorig jaar staan nog bij tante, vol T shirts en sjaals, dubbelgekochte winterjassen, tubes verf en penselen, weet ik. In een van de schuren op haar land, waar vroeger koeien stonden, maar al heel lang niet meer. Ouwe meubels van Tom staan er nu weg te rotten in het stro en stapels en stapels dozen van allerlei vrienden die ooit verhuisd zijn en even wat bij tante neer kwamen zetten, omdat ze het niet meteen kwijt konden. Na jaren staan die voorlopige stapels er nog altijd, aangevreten door de muizen, of erger, de wasbeertjes die daar wonen in gangen onder het stro. LIeve interessante dierentuin-dieren vinden wij, maar in Canada is het gewoon ongedierte. Aunt Edith betaalt een dollar voor elke dode racoon die we uit het stro opvissen, dan rolt de hond tenminste niet zo door de rottende overblijfselen. Nee, onze spullen staan daar veilig, niemand komt daar ooit.

Maar wat staat er ook weer?

Het is natuurlijk voor mij al de zoveelste keer dat ik de oversteek maak, en het is pas 6 maanden geleden dat ik alles in dozen en kofers pakte waarvan ik dacht: dan heb ik dat vast voor een volgende keer, hoef ik dat niet meer mee te nemen. Ik weet nog dat ik me voornam het op te schrijven: zoveel verf, zoveel kleurtjes, zoveel warme truien, opdat ik niet alweer zware potten oostindische inkt de oceaan over hoefde te brengen. Maar ik heb het niet opgeschreven, of ik ben allang dat briefje kwijt en nu heb ik geen idee meer.

Mijn groene T shirt ligt er, weet ik nog, en dat leuke jasje waarin ik getrouwd ben, maar dat is me nu vast te klein. En verder? Ik moet toch echt al mijn leuke en makkelijke en mooie en koele en warme en de lekker te grote en de nog hoopvol te kleine kleren meenemen want ik wil niet zonder, 5 maanden lang! De goeie kleren geven veiligheid. Tom snapt dat niet, je kan toch overal wel een nieuw T shirt kopen? Hij wel misschien, maar ik heb in Canada nog nooit een kledingstuk gekocht dat leuk was en me stond.. ik vind er alles tuttig en Zeeman-achtig. IJdelheid, ijdelheid, ik weet het wel, maar ik prop toch mijn koffer weer vol.

En voor werk hetzelfde, ik moet de hele tijd ook veel illustreren en dan moet dus de goeie inkt mee en precies het papier, en veel van alles ook. Ze hebben daar wel inkt, en ze verkopen ook heus wel papier, maar niet dat precies goeie om precies dat goeie ding te maken. En misschien ligt er nog genoeg van tussen de wasberen, maar ik weet het niet meer. Inkt dus mee, en verf en pennetjes en een enorme stapel Zelzate litho-papier.

Mijn eigen spullen! Mijn eigen Nederlandse tandpasta en deodorant en de goeie gel voor in mijn haar. Ik wil daar niet naar de kapper hoeven, want als Kinki knippen ze daar niet en nu we het er toch over hebben wil ik ook mijn eigen groene Palladiums mee en mijn zware laarzen en mijn leuke laarzen en mijn teenslippers. Zo.

Ik heb de koffers nog niet gewogen, maar het is vast weer ver over de toegestane limiet.

En ik voel mezelf ook nog niet helemaal klaar om te emigreren…


Een nieuw avontuur

23 april, 2012

Een nieuw avontuur

Vandaag over een week zitten we in het vliegtuig. Zijn jullie al helemaal klaar en is alles al ingepakt? Vraagt iedereen. Maar dat inpakken doe ik gewoon de dag van te voren.

En klaar… Zijn we klaar?

Het is dat ik nog zo heel erg goed weet dat ik in september niet naar Nederland terug wilde. We waren zo gewend aan Canada, aan de reis, aan de mensen daar, aan ons tempo, de auto, het landschap, aan het met ons drieen in de kleine ruimte van Molly te wonen, aan lange wasdagen en late kampvuren, aan ons bijna internetloze leven. Dat allemaal opgeven voor en zoveel meer gestructureerd leven,  in dat zompige Holland, zonder auto, zonder ruimte, zonder bossen, met elke dag hetzelfde?

Want nu, nu wil ik weer niet naar Canada. Nu we hier zo ons ritme hebben. Met lekker elke dag hetzelfde. Met een lieve oppas voor Jonas en twee dagen dat hij het zo fijn heeft op het kinderdagverblijf. En dat ik zo nog heel wat tijd heb om alleen te zijn en te denken en te werken. Veel te werken. Nu ik Jonas op de fiets kan zetten en we met ons tweeen naar de Hema rijden om een keekje te gaan eten en een paar boodschapjes te halen waar we een hele middag over mogen doen. Met altijd internet, altijd van alles meteen op de hoogte en met zes miljard filmpjes om te bekijken. Met opa en Pieter en Mirjam dichtbij en al die anderen die Jonas z’n leventje zijn gaan uitmaken naast papa en mama (kijken of ze kadootjes of koekjes bij zich hebben en anders is het: Goodbye! Tot ziens!)

Boing daar gaat alles op de schop. Want zo hebben we het bedacht en zo zal het ook gaan: maandag vliegen we naar Canada, zijn we eerst een tijdje bij onze vrienden en familie in Ottawa en reizen dan naar de Oostkust om die te verkennen.

Misschien zelfs om een plek te vinden waar we ooit willen wonen. Dat laatste maakt het, vind ik, allemaal nog veel enger. Hoewel ik er bij was toen we het plan bedachten, lijkt het nu op een enge val. Alsof ik mijn eerste blik op dat landschap ga werpen met het gevoel van een opgedrongen verloofde: Dit is Uw Huis van nu af aan, Hier Moet U Altijd Blijven. Dan weet ik meteen dat ik die hele Oostkust helemaal niks vind…

Kom toch, Annet, zo is het helemaal niet. Niks hoeft, niemand hoeft en we zien wel, alles is open. Nog steeds, nog wel.

Alleen op 30 april gaat dat vliegtuig en dat brengt ons weer terug naar waar we ruim een half jaar geleden gestopt zijn. Naar de kleine camper die Molly heet en die hopelijk niet al te erg is weggerot, zonder kamer voor Jonas, zonder wasmachine, zonder internet, zonder fiets, zonder oppas, zonder Hema, maar wel met drie boeken die na de zomer af moeten zijn (of vier of zo. Veel)

Overgangen zijn lastig. Ik wou ook absoluut niet naar Costa Rica, weet ik nog. En hoe fijn hadden we het daar niet? Na de tijd die er voor staat om te wennen, om onze draai te vinden, waar onze lichamen en zielen zich aanpassen aan waar we zijn.

Dus dat gaat nu weer gebeuren. Een soort centrifuge waar we in moeten, de voorbereidingen, de reis, de douanes, het tijdverschil, de nieuwe oude gezichten, want iedereen verandert altijd, en dat alles met een drie- ipv twee-jarige, wat ook weer anders zal zijn, uitpakken, terugvinden, regelen, slaaptekort.

En dan vindt alles hopelijk zijn plek weer. Vinden we weer rust in ons leven daar.

Want dat wil ik dan toch altijd het liefst, kennelijk. Rustig en kalm en bedaagd op avontuur. Onder een hoge sterrenhemel in een heel ver land met woeste natuur  bij een kampvuur met oude bekende vrienden en een Hema om de hoek. Zoiets.