Nieuwe Avonturen

9 mei, 2011

Nieuwe Avonturen

We zijn weer op avontuur. En ik ben er blij om.

Blij dat om iedere bocht iets nieuws ligt en dat we nooit weten wat. Ik kijk op de kaart, zie gestippelde weggetjes die mooi horen te zijn en gewone groene of blauwe die die beschrijving niet verdienen. Maar nooit is het saai.

Blij om op zulke prachtige plekken te staan en ons eigen huisje nog steeds bij ons te hebben. Ons eigen raam, dat uitkijkt over telkens andere landschappen.

De eerste dagen (Colorado, Arizona) rijden we door sneeuwvelden, door bergpassen en vlaktes, vlaktes. Waar we Utah in komen wordt het weer woestijniger en warmer. We komen door Navajo Reservaten, waar dikke droevige indianen wonen, in de armoedigste huisjes. We staan twee nachten in Chaco Canyon State Park waar de ruïnes te zien zijn uit de tijd dat de Natives hier heersten en een bloeiende cultuur hadden, zo’n duizend jaar geleden. We hebben er afgesproken met Annemiek en haar vriendin Marion uit Nederland. Heel grappig om opeens met Nederlandse meisjes bij het vuur te zitten ’s avonds. Heel gewoon ook, kletsen met Annemiek. Maar wel met rotsen in de verte en miljoenen sterren boven onze hoofden.

Om in het Chaco Culture State Park te komen moeten we echter over een weg rijden die slechter is dan de slechtste weg in Puerto Viejo. 21 mijlen moeten we over hard gestoofde modder, over een weg die in een wasbord is veranderd. Molly en de auto ratelen en schokken, hoe voorzichtig Tom ook rijdt. Het voelt niet goed.

Het is ook niet goed, als we aankomen ligt de grond in Molly vol bevroren pakken spinazie en steaks die uit de diepvries zijn komen zetten en ook de halve inhoud van de provisiekast. Een paar gebroken borden en onze beschermengel is van haar voetstuk gebroken en ligt hulpeloos op de grond. Arme engel. Het is moeilijk om er geen slecht voorteken in te zien.

Om na twee dagen het park weer uit te rijden moeten we helaas weer over die weg. Er is geen andere. We hebben alles in Molly dichtgebonden en vastgemaakt, maar het gehobbel trilt de schroeven uit de ijskastdeur en we krijgen hem niet meer aan de praat. Een plank is uit de boekenkast gevallen, een van de keukenkastjes is van binnen helemaal verzakt en onze watervoorraad, blikjes, pannetjes en schoonmaakmiddelen liggen allemaal op een grote hoop door elkaar. En de volgende dag krijgen we een lekke band.

Natuurlijk weer in the middle of nowhere: midden in het lange stuk dat van Natural Bridges naar Hanksville, waarvan we al hoopten dat we het zouden halen zonder te tanken, want er is daar helemaal niets. Rode rotsen en blikkerende zon. En  daar gaat Beng, de band stuk. Van de auto dit keer. We zijn voorbereid natuurlijk, sinds de twee lekken banden die Molly vorig jaar kreeg: er is een reserve band en er is gereedschap, maar hoe hard Tom ook wrikt, hij krijgt het wiel niet los. En we hebben telefoon, maar geen bereik. Gelukkig wil er altijd wel iemand helpen. Roger heet onze beschermengel dit keer, een tanige man in een wit truckje,  die voor ons stopt en Tom meeneemt om hulp te gaan halen. En daar zit ik weer met Jonas te wachten op wat komen gaat. We voetballen in het stof en kijken een filmpje van Kipper in de warme buik van Molly. Het blijft altijd eng. Komt hij wel terug? Zijn we hier veilig? Komt het weer goed? Na anderhalf uur stopt er een politieauto en een sheriff stapt uit. Ik groet hem blij. Sheriffs zijn er om te helpen nietwaar, of tenminste om vrouwen te beschermen en gerust te stellen.

Maar deze niet.

‘U mag hier niet staan,’ zegt hij bard. ‘Die camper moet daar weg.’

‘Ja maar meneer, we hebben een lekke band. Mijn man is hulp halen.’

‘Dat kan wel wezen, maar dit kan niet zo. Hij staat midden op de weg. Veel te gevaarlijk.’

Ik mompel dat het wel meevalt, toch. We kunnen Molly moeilijk in de droge sloot parkeren. En er komt hier per 20 minuten hooguit een auto langs. Die rijden allemaal keurig om ons heen.

‘U moet hem hier weghalen, ma’m.’

‘Ik heb geen rijbewijs meneer. Mijn man… hij is er niet…’

Ik schaam me een beetje voor hoe hulpeloos en ongeemancipeerd dat klinkt. Ik moet toch nodig dat rijbewijs eens halen..

‘En ik zit hier met een baby…’

De baby rent net voetballend voorbij en de sheriff is niet erg vertederd.

‘Waar heeft u de gevarendriehoek? Waar zitten de knipperlichten?’

Weet ik veel. Ik wil de sheriff uitleggen dat ik eigenlijk heel sterk en zelfstandig ben, dat ik al ons geld verdien en alle computerdingen doe, maar de auto aan Tom overlaat en dat dat misschien niet erg handig is en dat moet ook wel veranderen op een dag, maar wat kan ik er nu aan doen, sorry maar zo is het, en…

Maar de sheriff is al bezig om een soort lichtkogels op de grond te leggen en aan te steken.

‘Dat is wel het mínste…’ mompelt hij. ‘Veel te gevaarlijk.’ Hij heeft er nog een over en wil me gaan uitleggen hoe die straks aan te steken als de andere uitgedoofd zijn, maar heeft er kennelijk geen vertrouwen in dat me dat ook echt zal gaan lukken en hij legt de laatste zo neer dat hij aangestoken wordt door het vuur van de andere.

Heel in de verte komt er een autootje aan.
‘U bent nu wat beter zichtbaar voor het verkeer,’ zegt de sheriff. ‘Maar het is niet ideaal. Als uw man niet komt, moeten we wel een sleepauto bellen.’

;Als mijn man niet komt, hoe bedoelt u?’ bibber ik. ‘En er is hier geen bereik!’

‘Ik kan er een oproepen over de radio,’ zegt de sheriff. En ik zie Jonas en mij al weggesleept worden naar godweetwaar, zonder Tom en zonder telefoon…

Maar in het autootje zit Tom en ik kan alles weer overlaten aan mijn husband, gelukkig. Dan maar niet geemancipeerd, laat mij maar oppassen.

De mannen buigen zich over de band en even later komt er ook een AAA-Auto met een andere man die de band kan verwisselen. En ik heb mijn handen vol genoeg aan Jonas die het zat is en niks meer wil.

Een uurtje later rijden we weg, nabibberend, opgelucht, en allemaal moe. Het wordt al donker en we willen eigenlijk niet helemaal meer naar Hanksville. We vinden een plek voor de nacht op een verlaten kampeerterrein aan Lake Powell. Een uitgedroogde winderige vlakte met in de verte een ondiep bruin meer. Daar probeert Tom nog een keer om de ijskast te repareren (wat niet lukt), blokkeert een losse schroef de deur van de oven (maar ik krijg hem er uit), zien we een slang op de weg en stapt Jonas in een cactus.

‘Genoeg! Genoeg voor een dag!’ zegt Tom. En ik ben het met hem eens.

We moeten alleen nog even de stekels uit de voetjes van Jonas peuteren en ons eten opeten en dan mogen we naar bed.

De volgende dag is het moederdag. Op een uitgedroogde vlakte bij een dood meer krijg ik kadootjes, bakt Tom pannenkoeken voor het ontbijt en hebben we een lange, lieve dag van rust. Een plotselinge windvlaag slaat de deur dicht en onze afgebroken engel valt nog een keer op de grond. Nu zijn ook nog haar vleugels afgebroken.

Wat wacht er om de volgende bocht?

De voeten van de engel.

 


Blog uit Colorado

30 april, 2011

Blog uit Colorado

Ben ik een beetje uitgeblogd?

Ik weet het niet. Het komt er steeds niet van. Zijn jullie er nog?

We staan hier al tweeënhalve week met Molly in St Vrains-Park, op een grote vlakte waar het altijd waait. Om ons heen staan veel, heel veel andere RV’s. In de verte de Rocky Mountains, blauwe lage bergen en witte hoge er achter. Grote vijvers waar vooral in het weekeinde de vissers elkaar verdringen (er is weinig water hier in Colorado) en waar grote vogels in zwemmen. Canadese ganzen die beledigd toeterden als je ze voor de voeten loopt. Grote witte pelikanen, met enorme topzware snavels, maar mooi en sierlijk in de lucht. Reigers. Roofvogels, zwevend op de wind.

Er zijn tachtig plekken om een camper neer te zetten en een douchegebouwtje. We verhuizen om de drie vier dagen naar een andere plek (de mooie plekken zijn in het weekeind bezet) en al naar gelang waar we staan is het tien minuten tot een klein half uurtje lopen om onder de douche te gaan. Meestal rijden we er met de auto naar toe.

We hebben hagel, sneeuw, storm en bliksem gehad hier, maar vandaag schijnt de zon. De wind giert door Molly’s kieren. Jonas voetbalt op het stoppelige gras. En wij?

Wij voelen ons nog steeds een beetje ontheemd. Niet meer in de tropen. Maar ook nog niet echt hier. Zo groot en wijd is alles. Zo ver uit elkaar. De winkels zijn zo enorm, er is zo veel te koop. Het lijkt ook wel of we steeds alleen maar boodschappen doen. We stouwen Molly vol met eten, met water, met nieuwe boeken en films, nieuwe kleren voor Jonas, nieuwe tekenspullen voor mij. Alles wat we in Costa Rica niet konden kopen. Er is behoorlijk wat achterstallig onderhoud aan Molly en aan de auto. En ik werk, ik moet veel werken steeds. En dan neemt Tom Jonas mee op sjouw, oude vrienden langs, naar de garage, de wasserette, de kapper, de Walmart. Het leven is veel drukker. Jonas is een stuk groter, Molly lijkt veel kleiner dan toen we haar achterlieten.

En het is ook goed, het voelt ook als thuis. Voorlopig thuis.

Maandag trekken we weer verder. Waarschijnlijk eerst naar het zuiden, richting New Mexico. En dan naar het noorden, en dan eens langzaam oostwaarts. Of zoiets.

Ik laat het wel weten.

 



Lange blog over een lange reis

13 april, 2011

Lange blog over een lange reis

We zijn weer in Molly!
Met veel te veel spullen en een veel grotere Jonas dan toen we vertrokken, lijkt het er een stuk voller. Of zou dat komen van alle ruime luchtige huizen waar we de afgelopen maanden hebben gewoond?

Droog en koud is het hier in Colorado. Zodra we het land in kwamen vielen alle mooie krullen uit Jonas’ haar. En als ik hier naar buiten kijk, uit mijn eigen raam bij mijn eigen burootje, zijn de bomen kaal en is de lucht wijd. Ganzen scharrelen in het droge gras. Er zijn bergen in de verte, met sneeuw er op. Waar is de groene jungle? Waar is de zee?

Het duurt een stuk langer dan we hadden gehoopt, de reis terug naar Molly. Na de rampdag met het visum dat er niet is, kunnen we de volgende dag gelukkig onbezwaard uit San José weg vliegen, dankzij erg aardige balie-meneren die ons nog helpen om van onze zes koffers (dat zijn er drie teveel, wisten we ook al niet…) er vier te maken, met plakband en plastic. Over een visum geen woord, dat lijkt gewoon geregeld. We huppelen blij het vliegtuig in. Jonas is erg lief, opgewonden als we opstijgen en door de wolken heengaan, en valt  dan lekker in slaap tussen ons in. En in Houston hoeven we maar anderhalf uur te wachten, dat valt ook al zo mee.

Maar anderhalf uur blijkt bijlange na niet genoeg om door alle custom- en security-molens te gaan… De ene na de andere hal vol boze, gestreste reizigers in Efteling-lange rijen moeten we door. De grenspolitie. De bagage ophalen. De bagage controle. De bagage weer inchecken. Schuifelen, schuifelen. Ademhalen. Jonas nog maar een lolly. Waarom gaat die ander rij veel sneller? We gaan het niet halen! Maar dat kan toch niet, ze moeten je toch voldoende tijd geven?

Nee, dat hoeven Ze blijkbaar niet, want op het moment van aan boord gaan moeten wij nog door de Security, met de allerlangste rij ooit. Ik sta te stuiteren met Jonas op mijn nek.

‘Sir, sir, we’re going to miss our plane!’

‘Step back in line please, madam.’

Niemand kan het schelen. Iedereen is nerveus, boos, wil door. Eindelijk komen we bij de lopende band met de bakken. Schoenen uit, allemaal. Ja, de baby ook. Zakken leeg, computers uit de tas. Tom moet z’n bretels af.

‘Mevrouw, we missen onze vlucht!’

‘Doorlopen alstublieft. Kan die baby nog een keer door de X-ray?’ Alsof we messen in zijn zak hebben verstopt…

Als we er eindelijk door zijn is het een half uur na boarding-tijd. Tom staat te worstelen met tassen en een afzakkende broek. ‘Ik ga rennen, liefje,’ zeg ik. ‘Ik hou het vliegtuig wel tegen!’

Ik ren met Jonas op mijn nek, op blote voeten door Houston Airport. Mijn conditie is in Costa Rica behoorlijk opgeknapt, maar het is erg ver. Ik heb nog nooit een vliegtuig gemist. Wat gebeurt er dan? Moeten we hier overnachten soms? Moeten we WEER een nacht in een hotel waar we helemaal niet willen zijn! Ze zullen toch wel op ons gewacht hebben? Ze kunnen toch niet zomaar zonder ons naar Denver gevlogen zijn?

Maar als we bij gate 43 aankomen is het vliegtuig onherroepelijk weg.

Nu blijkt een vliegtuig missen ook weer niet zo erg te zijn. Dat wist ik niet. Je neemt gewoon het volgende, net als een trein. En er gaat er nog een vandaag, over zo’n tweeenhalf uur. Wachten, wachten, nog een broodje, nog maar een lolly, nog drieendertig keren met Jonas op de loopband en weer terug, en dan m0gen we instappen.

‘We gaan weer naar de wolken, Jonas!’ Jonas is een engeltje vandaag, maar hij is het langzamerhand ook een beetje zat. En in het vliegtuig blijkt dat onze plaatsen niet naast elkaar zijn, maar verspreid over verschillende rijen. Dat kan natuurlijk niet. We schuifelen de rijen langs met een huilende Jonas. ‘Mogen we alstublieft met u ruilen?’ Gelukkig zijn de meeste mensen aardig en zitten we uiteindelijk met elkaar op een rijtje.

In Denver zijn we allemaal moe, maar we vinden onze koffers, vinden een taxi en rijden door de nacht naar het huis van Barb en Emma. Daar zetten we het inbraak alarm in werking en worden we bijna door de security opgepakt, maar gelukkig vindt Barb haar bril en herkent Tom. ‘No no, he’s a friend, it’s all OK!’ Ze hadden niet gedacht dat we het nog zouden halen vandaag. Maar er is nog soep, er zijn nog broodjes en het bed is opgemaakt. We vallen als blokken in slaap.

De volgende dag ben ik nog steeds heel moe. Jonas ook. Het is zo fijn om een beetje te hangen in een huis vol vrouwen. Er zijn allemaal pakjes voor ons en Jonas heeft nieuwe kadootjes om mee te spelen. Maar Tom staat te springen, hij wil zo snel mogelijk Molly uit de stalling halen en op haar plek zetten en zorgen dat we weer in haar kunnen wonen.

‘Moet dat echt vandaag al, liefje?’ zeg ik. Ik wil veel liever nog even in een stoel zitten en die hele stapel O-magazines lezen…

We spreken af dat Tom naar Molly gaat en Jonas en ik nog even lekker hier blijven.

En maar goed ook. Tom belt ’s avonds op: Molly’s verwarming doet het niet. De ijskast gaat ook al niet aan. En we hebben een hele voorraad blikjes cola en flessen water in de kastjes laten staan, die allemaal in de winter ontploft zijn. Kleverige plassen frisdrank en scherven overal. Geen plek voor Jonas.

Het kost Tom uiteindelijk twee dagen om alles schoon te maken en weer in werking te zetten. Jonas en ik wennen ondertussen vast een beetje aan straten, huizen en kale bomen. En alles is zo netjes hier! Zo geregeld, zo keurig en zo druk! Aan de andere kant zijn er ook schommels en glijbanen zonder roest, keukens zonder mieren en dertig smaken ijs. Dat helpt. En maandagavond trekken we weer in ons oude huisje.

Molly is klein, maar gezellig en warm. Langzaam wennen we aan hoe het hier ook al weer was. Hier alle kleren. Daar de kopjes. Zo ging het met water. Onze eigen bedden.

Hier wonen we voorlopig weer!

 

 


Vandaag

7 april, 2011

Vandaag

De dag dat we naar Denver zouden vliegen werd een hele andere dag.

Het werd de dag dat we om 4 uur ‘s ochtends worden wakker gebeld en slaperig naar het vliegtuig gereden worden, met 8 andere toeristen en zo’n 30 koffers in een piepklein busje.

De dag dat de bagage al is ingecheckt als de vliemaatschappijjuffrouw me naar mijn visum vraagt.

‘Visum? Hoezo? Moet dat dan?’

Ja, dat moet. Als je in Nederland woont en naar de USA in wil vliegen, dan moet dat. De vorige keer dat ik vloog was dat nog niet, en we zijn Amerika in augustus ingereden met Molly en dan hoeft dat ook niet. Maar nu wel.

Bagage weer terug dus, en weer het busje in met een huilende Jonas. Naar het hotel maar terug, en kijken wat we kunnen regelen.

De dag van twee uur zwetend op internet, denkend dat ze me wel niet binnen zullen laten… Jonas wel, Tom ook, maar ik ben een probleem. Mijn vorige visum zit nog in mijn paspoort, dat heeft de Costaricaanse douane indertijd niet verwijderd en opgestuurd. Dat had wel gemoeten. Denkt de USA dat ik te lang gebleven ben? Een misdaad heb begaan? Moeten we naar de ambassade? Moeten we maar terug naar Canada? Of Nederland? En Molly dan? En onze spullen? En onze plannen?

Na nog een uur komt er een berichtje dat het visum toegezegd is. Hoewel dat niets belooft, bij de grens zal uiteindelijk bepaald worden of ik het land in mag.

De dag dat ik anderhalf uur aan de telefoon heb gezeten met de vliegmaatschappij om de tickets over te laten boeken. Tijdenlang in de wacht gestaan met een gekmakend gitaartje op mijn oren. Chagrijnige mevrouwen aan de andere kant van de lijn. Een kind? Wij hebben geen informatie over een kind. Dat ticket moet u opnieuw kopen. En de eerstvolgende vlucht met 3 plaatsen is pas volgende week maandag. O nee, woensdag pas. Ik zet u nog even in de wacht.

De dag dat Jonas meetrilt op onze stress en chagrijn. En niet wil slapen. Niet wil slapen, absoluut niet wil gaan slapen. Zodat de hele familie met holle ogen en maagpijn naar elkaar zit te kijken en naar filmpjes op internet, eindeloos filmpjes op internet. Leve internet.

De dag dat ik toch maar op internet nieuwe vliegtickets ga kopen, zodat we morgen kunnen vliegen. Als het visum dan wel klopt. Als het ticket klopt. Als Jonas mee mag. Als we op tijd wakker worden. Als we nog steeds bij elkaar willen blijven…

Nee, dat zal wel.

 

 


Tussentijd

6 april, 2011

Tussentijd

Vijf maanden Puerto Viejo.

Vijf maanden liepen we in zon en regen langs de weg die zich slingert door de jungle. Vijf maanden zochten we schelpjes, zwommen we tussen het koraal, hoorden we de brulapen in de ochtend en altijd de zee in de nacht. Overal bamboe, overal houten huisjes, overal zand en modder en zooi. Gaten in de weg, rastamuziek, mango’s en cocosmelk. Hier groeide Jonas van net zo’n beetje lopen naar rennen en springen, klimmen, dansen en voetballen. Hier hebben we vrienden gemaakt en ons ritme gevonden..

En nu zijn we weg. Ploef. Nog steeds in Costa Rica maar o man, zo anders is het hier.

Het gebied heet Arenal, de vulkaan waar we uitzicht op hebben heet geloof ik ook zo. Het is een werkende vulkaan, maar hij is steeds verborgen achter mist en regenwolken. Het weer is meteen ook weer anders. Misschien huilt het wel een beetje.. nee dat is weer veel te dramatisch, Annet.

We zitten hier nota bene in Tabacon, het sjiekste hotel hier in de buurt, een resort, een hotspring,  een spa… De vulkaan verwarmt het water hier, en er is een soort Efteling aangelegd van plekjes en hoekjes, bruggetjes en watervallen waar je overal in het warme vulkanische gezonde water kunt zitten. Je kunt drijvend drankjes drinken of zitten aan de bar in het zwembad (barkrukken onder water!) of eten van de vele buffetten in houten huisjes met nep-palmblad-daken.  Je kunt gemasseerd worden of vulkanische modder op je gezicht krijgen, souvenirs kopen, koekjes eten, wat niet al. Alles kost liederlijk veel geld, dat dan weer wel. En geen Costaricaan te zien, iedereen hier spreekt Duits, Frans of Engels.

We zijn al weg. We leven hier een paar dagen in een rare luxe tussentijd. Morgen rijden we naar San Jose en overmorgen vliegen we terug naar Denver, waar Molly hopelijk nog steeds in de winterstalling op ons wacht. Hoe zou dat zijn? Is dat nog ons thuis, onze lieve warme Molly? Of is het raar, klein, koud? We  zullen het zien. Voorlopig nog heel even in de luxe waterval liggen…

 

 



Jonastaal

17 maart, 2011

Jonastaal

Hij vindt zelf helemaal niet dat hij laat is met praten. Woorden genoeg.

Mmm voor wat lekker is, Eeiiuw voor vies. No voor nee (of ja, dat kan ook), Miauw voor poezen. Boe voor andere dieren. Hoe hoe voor treinen en alles wat rijdt. Apapa, Amama en Ababy is ons gezin. En O No! Als hij iets over de rand van de veranda laat vallen. Meestal expres.

Verder praat hij heel veel, staat midden op tafel en houdt hele verhandelingen, minutenlang, wild gesticulerend als een Italiaanse politicus. He’s talking a blue streak, zoals aunt Edith zei. Maar wel in Jonastaal.

Zo eigenzinnig. Zo onversaagd. Ik verbaas me er soms over. Ik had al naar Ouders Online geschreven, misschien eigenlijk om te horen dat hij helemaal niet achter is… maar dat is hij wel, volgens de norm. Maar ja, zeggen ze, Albert Einstein ging ook pas praten op zijn vijfde. Toen vond hij het pas nodig.

Jonas vindt het nog niet echt nodig, We begrijpen elkaar best. En zijn lichaam leert elke dag. Rennen, vallen, klimmen, springen, rollen door het zand. Wat je moet doen als er een grote golf komt. Eindeloos voetballen, ballen rollen, ballen gooien (dat is ook een woord dat hij allang kent: Abal!) Kuilen graven. Lijnen trekken met een stok door het zand. Rennen langs de vloedlijn, koning van het strand is Jonas.

Dan ontmoeten we Hollis, samen met zijn ouders, Dale en Pilar, uit Maine. Hollis is net drie geworden en lijkt zo sprekend op Jonas dat we als ouders wel aan de praat moeten raken. Vrienden worden, zelfs. Ze kunnen wel broertjes zijn, dezelfde krullen, dezelfde blauwe ogen, dezelfde stevige bouw. Maar Hollis praat. En verslindt boeken en verzint verhalen. ‘Mama, ik was een woeste piraat en ik had een magisch zwaard en jij was mijn eeuwige doodsvijand, okee?’

En even ben ik heel erg jaloers.

‘Ja, we lezen nu Charlotte’s web,’ vertelt Pilar trots. ‘Ik dacht dat het nog te moeilijk zou zijn, maar we hebben het al voor de tweede keer uit. Hebben jullie nog boekjes?’

Ja, Tellen met Muis en Konijntjes houden van hun mammie, voor de zevenhonderdste keer. Is dat mijn kind?

Ik ben boos als ik Jonas voorlees, de volgende avond. ‘Dat is het slakje, Jonas.’

‘Mok!’ zegt Jonas.

‘Nee, dat heet een slakje. Slak!’

‘Mok!’

‘En dat is een libelle op het oor van het konijntje. Li-belle.’

‘Mok!’

Okee, Hollis is een jaar ouder, maar ik zie Jonas hem niet inhalen in 12 maanden tijd. En ik was zelf wel een leeskind, en ik ben een verhaaltjesmoeder, geen voetbalmoeder. Waarom lijkt mijn eigen kind niet op mij?

Als de familie bij ons komt eten voor de laatste keer omdat ze weer terug vliegen naar Maine de volgende dag, zie ik ook de andere kant.

‘Mama ik was verbrand en jij was de plastisch chirurg. Mama! Mama, stommerd, jij bent plastisch chirurg!’

‘Dat hebben we al de hele ochtend gespeeld lieverd, ik ben nu even aan het praten.’

‘Mama, stommerd, jij bent chirurg!’

‘Hollis, ophouden.’

‘Stommerd, jij bent zo stom, stommerd!’

‘Ik ben wel even de plastisch chirurg,’ zeg ik. ‘Leuk! O, meneer wat bent u verbrand, zeg!’

‘Dank je wel’, zegt Pilar. ‘Het gaat maar door, de hele dag. We moeten altijd dit zijn, of dat. Ik word er stapeldol van. Hield hij maar eens even zijn mond!’

Ik zie Jonas de trap twee keer zo snel af klimmen als Hollis net, die voorzichtig treetje voor treetje op zijn billen ging. Het is stom om te vergelijken. De een kan dit en de ander dat, dat weet ik ook wel.

‘Dat wordt opereren, meneertje! Hier, ik pak de tang en de schaar!’

‘Apapa!’ zegt Jonas, want zo noemt hij me soms ook, en klimt op mijn schoot. Hij is een beetje jaloers, denk ik.

‘Mama, ik ben mama, liefje. Ik ben bang dat we uw hoofd er helemaal af moeten zagen, meneer!’

‘Amama, mama, mama!’ zegt Jonas. Hij klemt zijn armpjes om mijn nek.

‘Maar u kunt een leuk nieuw hoofd uitzoeken, kijkt u maar even in onze collectie. Ja, ik ben jouw mama. Alleen maar van jou. En jij bent mijn eigen lieve engeltjebengeltje. Wees maar niet bang hoor.’

Hollis zoekt een hoofd uit, ik knuffel Jonas.


Cocles

Cocles

Ja, het nieuwe huis is toch wel fijn, nu we eenmaal gewend zijn hier. Het is niet Playa Chiquita, is is niet zo’n mooie bloementuin, niet zoveel ruimte om het huis, onze trouwe Sam, onze weggetjes en winkeltjes. Maar hier zijn weer andere wegen en winkels.

We doen boodschappen bij de Piripli Supermarkt, drinken watermeloensap bij de Kameleon Beach Club en internetten in het café van Marleen. Zij is een Amsterdamse en heeft de Nederlandse radio altijd aan. Erg gek, als ik dat zo half hoor terwijl ik achter de computer zit. Zo bekend en ook zo misplaatst hier, onder het palmendak. De regentijd is nu echt voorbij en elke dag begint stralend en warm. En erg vroeg, want de apen beginnen hier zo rond half zes met brullen. AGOEGA! AAAGGGAAA! OEGGA! Zo hard, ik ben altijd weer verbaasd ben dat ik ze bijna niet zie als ik naar buiten kijk. Je verwacht King Kong-achtige wezens die rond slingeren langs het huis, maar het zijn maar stipjes in de bomen in de verte. We hebben hier een boom in de tuin met kersen die de toekans graag lusten. De gewone hoeveelheid mieren en muggen, maar ook honderden kleine spinnetjes hier die altijd over de tafels en de balustrade lopen, hoe vaak we die ook schoonmaken. Ik wen er aan dat er bijna altijd wel ergens iets op me loopt of kruipt. Termieten en wespen in het hout. Kakkerlakken in de douche. Een vuilnisvat voor de deur.

Maar we hebben ook nog steeds Chantalle hier, die zo goed voor Jonas zorgt en ook voor ons, want ze kookt vaak heerlijke maaltijden. Ze wil haar eigen catering bedrijfje opzetten en Tom helpt haar een beetje. Vooral door voor te proeven.

Het leven blijft maar goed, met werk in de ochtend, middagen aan het strand en avonden met ons drieën in het Kingsize bed, boekjes lezen, DVDtjes kijken en een beetje over elkaar heen rollen. En…

En het voelt als het begin van de terugweg. Het verste punt is bereikt en nu gaan we langzaam langzaam weer terug naar…

Eerst naar Amerika, terug naar Molly, begin april. Dan hebben we nog een hele zomer om te trekken en rond te kijken en dan…

In oktober is de retreat waar ik graag weer bij wil zijn. Terug naar Utrecht? Huis verhuren? Huis verkopen? Nieuw huis kopen? Waar dan?

Ik wil je best helpen met het huis, zei mijn vader aan de telefoon gisteren. Maar je moet wel een beslissing nemen. Wanneer willen jullie waar wonen?

Was dat niet het hele doel van de reis om dat uit te zoeken?

Ja, en er komen steeds meer antwoorden bij. Of het antwoord is eigenlijk: we zouden overal wel kunnen wonen. Straks weer in Molly. In Amerika, in Canada. In Nederland. Ergens anders in Europa. Nu hier in Cocles. We zijn hier ook maar terecht gekomen en we maken onze weggetjes. Dat kunnen we ook vast wel in Boulder, in Prince Edward Island, in Vancouver, Maine of in Lutjebroek. Het kan overal, ik kan overal wel werken, Jonas kan overal wel een schooltje vinden en Tom vrienden en bezigheden.

Maar als we een ding moeten kiezen..?

Waarom is dat zo moeilijk?

 

 


Book!

12 maart, 2011

Book!

This time seems to be a strange in-between-time. We are still here, but also on our way out… And thinking about what will be after this. And after that. And trying not to do that too much, just to be in the Not Knowing. In the mean time in the real world my first BOOK, all written and illustrated by me came out. Yeeeey!!!

I’m very happy and proud! Go look in the stores (in Holland) or buy it via bol.com | Mama…? Ik?!, Annet Schaap | Nederlandse boeken

Hope to write more soon, lots of love.