We zijn er

11 november, 2010

We zijn er

Nu zijn we er. Nu zit ik te typen op ons balkon-met-hangmat, in de zoele wind. Nu zie ik palmen en mangobomen en nog veel meer gebladerte. Nu viel er net een kokosnoot op ons dak. Nu hoor ik getjilp en gefluit, gezoem en een beetje gekwaak, en het ruisen van de wind. En de stem van Tom, die Jonas voorleest (varkentje Nee is stout). Nu ruik ik geuren die ik moeilijk kan beschrijven, zoet, vochtig, zacht en heel in de verte bekend… Maar ik weet niet van waar od van wat. Een droom? Een ander leven? De tropische kassen uit de dierentuin? Want daar wonen we nu in.

Casa Verde heet het hotel, het is een grote bloeiende tuin met huisjes erin en een lekker koel zwembad. En buiten de tuin is het plaatsje Porto Viejo, een rommelig allegaartje van restaurantjes, winkeltjes, paalwoningen en marktkraampjes. Alles is er geel, groen, roze, paars, blauw en afgebladderd. Straten met modder en kuilen. Iedereen op de fiets, en de fietsen zijn ook ook roze, groen en paars. Overal bordjes en pijlen en uitstalkasten. Het doet me nog het meeste denken aan De Parade, met z’n kleurige tenten en vreemde bouwsels. Maar dan vlak aan zee.

Het strand is ook rommelig en gaat ongemerkt over in de hoofdstraat. Palen, palmbomen, bootjes in alle kleuren op het zand. De zee is grauw en roerig en niemand zwemt erin. Er was een storm ergens en we moeten wachten op kalmere winden voor ze weer blauw en zwembaar wordt. Dat duurt vast niet lang, zegt men. Maar alles gaat hier heel erg kalm en slaperig.

Wij moeten wennen. De reis hierheen was lang en hectisch, met het met drie tassen, een laptop en een huilende Jonas door de bagagecontrole in Denver International Airport gaan als stressvol hoogtepunt: jassen uit, schoenen uit, bretels af en een norse douanedame die Jonas z’n tuitbekers appelsap per se wilde testen op explosieve inhoud. Hoewel hij er telkens gewoon nog uit dronk… ‘Ze verdenkt ons er waarschijnlijk van rücksichtsloze internationale terroristen te zijn, die onze baby hebben geleerd om nitroglycerine te drinken,’ zei Tom.

Maar nu zijn we hier en we hoeven alleen nog maar een huisje vinden wat we kunnen huren voor de winter, en allerlei dingen kopen en regelen… Maar dat hoeft allemaal misschien niet allemaal nu.

Tom test de hangmat. Het kraakt een beetje, maar het houdt. Siestatijd? Of ga ik eerst nog even mijn email bekijken?

We houden jullie op de hoogte. We blijven hier waarschijnlijk nog een hele tijd. Wie zin heeft om een poosje langs te komen en mee te genieten.. Wees welkom. Want we denken dat we in een soort paradijs zijn terecht gekomen..


WAAAH!!

6 november, 2010

WAAAH!!

Ooit deden Anne Mirjam en ik een cursus scenario schrijven. Een van de regels die we daar leerden was: When in doubt, increase the difficulty. Als in je film de heldin bijvoorbeeld plotseling naar Costa Rica wil afreizen, kan het publiek denken: Waarom wil ze dat in ’s hemelsnaam? Wat zoekt ze daar? En niet meer meeleven. Wat je dan doet als schrijver is: je maakt het naar Costa Rica gaan heel moeilijk, werpt allerlei obstakels voor de heldin op, zodat iedereen gaat hopen: O, als het haar maar lukt! Als ze maar in Costa Rica komt!

Daar moest ik vandaag erg aan denken.

‘Je hebt je paspoort toch wel?’ vraagt Tom vanochtend als ik bezig ben mijn kleurpotloden uit te zoeken. De blauwe mag wel mee, de twee roze ook, de groene niet. Alweer inpakken voor drie, vier maanden. Een koffer geleend, een koffer gekocht en heel Molly ligt bezaaid met tandenborstels, kleren en speelgoed.

Natuurlijk heb ik mijn paspoort. Creditcards, tickets, telefoonnummers, alles heb ik. We zijn bijna klaar met al het geregel. Morgen gaat Molly de stalling in. Arme Molly…  Zaterdag en zondag slapen we bij vrienden in Denver. Maandag vliegen we.

‘Heb je het mijne daar ook?’

‘Nee, alleen het mijne en dat van Jonas. Het jouwe is toch..?’
‘Ja, het zit altijd in mijn tas,’ zegt Tom. ‘Maar daar is het niet. Heb je het echt niet?’

Nee, echt niet. Het zit waarschijnlijk in de Jonas-tas. Of het ligt ergens in de auto. Tom zoekt, maar hij vindt het niet. Dat gebeurt eigenlijk tamelijk vaak. En dan ga ik zoeken en ik vind altijd alles. Meestal op de eerste plek waar hij keek, maar niet goed. Dus ik laat mijn kleurpotloden alleen en help even zoeken. Maar ik vind het ook niet. Niet in de tas, niet in de Jonas-tas, niet in de auto. Ik kijk op alle andere waarschijnlijke plekken. Dan op de minder waarschijnlijke plekken en tenslotte overal, nog steeds in de hoop het zomaar te vinden, want het verloren fototoestel vonden we ook na een week terug in het gootsteenkastje.

Maar het paspoort vinden we niet. Nergens.

Ik word bang. Tom wordt boos. We laten Jonas achter bij Nijntje en gooien echt alles overhoop. Kijken nog dertig keer in elk vakje van de tas, want daar MOET het toch in zitten… Halen alles uit de auto. Halen de boekenkast leeg. De ijskast. De voorraadkast. Proberen te bedenken waar hij voor het laatst… en daarvoor… of misschien… Maar we vinden het niet.

Tom belt Debbie van het reisburo. Daar hebben we het toch voor het laatst gehad? Debbie is er niet. Hij belt het Canadese consulaat, maar krijgt alleen een stem op een bandje. Een nieuw paspoort aanvragen kost vijf weken, zegt de stem. Maandag gaat het vliegtuig. Donderdag moet ik Amerika uit zijn. De vlucht is betaald, de taxi, het hotel voor een week… Ik zit met Jonas op schoot te bedenken wat we kunnen doen. Maar ik kan alleen maar denken dat de reis afgelopen is, dat alle plannen niet doorgaan… En dat ik zo vreselijk graag naar Costa Rica wil..

Jonas wil niet gaan slapen, hij voelt onze onrust. Buiten haalt Tom nóg een keer de auto overhoop. Hou maar op, denk ik. Het is er niet. Het is gestolen, of Jonas heeft het uit je tas gehaald en uit de auto gegooid ergens… Ik moet mijn vader bellen, zeggen dat hij zijn vlucht moet cancelen, want hij komt ons opzoeken, met kerstmis. Wat moeten we doen? Terug naar huis? Weer drie maanden bij aunt Edith? Ik wil niet.

Jonas valt gelukkig in slaap en Tom en ik zitten  erg treurig aan tafel. Er is niet zoveel te zeggen.

Debbie belt terug. Ze leeft erg mee. Maar ze kan helemaal niks doen, een paspoort heeft ze niet, echt niet niet gevonden en de vlucht kan niet meer gecanceld en o, ze vindt het zó erg voor ons…

‘Ja ja,’ zeg ik en ik luister met een koud hart naar haar verhaal over haar husband die ooit zijn mobieltje verloor en het pas terug vond toen hij met een zaklamp de hele auto doorzocht en daar lag ‘ie, onder een stoel, ja dat kan maar zo en ze wou dat ze iets kon doen, maar ze kan alleen maar verzinnen dat we met een zaklamp de auto nog eens doorzoeken…

Tom gaat het maar proberen. Ik zit binnen in de complete puinhoop die Molly nu is. We hebben al vier keer in de auto gekeken, denk ik. Daar is het echt niet..

Maar daar is het wel. Een zwart paspoort in een zwart mapje onder een zwarte stoel.

Maandag vliegen we!


Weltschmerz

4 november, 2010

Weltschmerz

Weltschmertz is a German word, which literally means: World-wounded. In a book by Robert B. Parker, ‘A freefall in crimson’, he described the word as meaning: Homesick for a place I’ve never been. Much of my quest as a seeker has been to find a place where I have felt at home.

In returning to Lyons, where I spent a good portion of my life, I was struck by the feeling of not knowing the place. I recognized very few of the people, and felt as an outsider.

‘You can’t stick your foot in the same river twice’.

Although I have enjoyed meeting many old friends, I recognized my life is no longer here. As this phase of our trip comes to a close,  and we put Molly into a safe harbor for the winter, I would like to acknowledge a gift that I have received: it turns out that the homesickness for a place that I have never been is not a place at all. I have never been more at home, whether it be the prairies of Saskatchewan, the deserts of Nevada, the ocean beaches of California, or the Rocky Mountains of Colorado, are all equally my home, as long as I’m with my ‘kleine gezin’.



Niet zo'n zin in Costa Rica

Niet zo’n zin in Costa Rica

Het punt is: ik moet 12 november Amerika uit. Mijn visum is maar drie maanden geldig. Tom en Jonas mogen, als Canadezen, zes maanden blijven, ik maar drie. Anders zouden we wel blijven rijden met Molly en de winter doorbrengen in de warme gebieden: New Mexico, of Florida of zo. Want het punt is ook: het wordt winter. Als ik uit het raam kijk zie ik besneeuwde toppen in de verte. Alleen de toppen nog maar, maar dat kan zo veranderen. Het heeft al gevroren.

Ons plan was oorspronkelijk om met Molly de Mexicaanse grens over te rijden en daar ergens vrolijk te overwinteren. Maar in Mexico moet je niet zijn momenteel met een RV achter je aan. Het is er gevaarlijk, de mensen zijn erg arm en radeloos, vooral in de grensgebieden,  en een camper is er een rijdend doelwit. We hebben het te vaak gehoord om het te negeren. Zelfs Mexicanen die we ontmoetten zeiden: Ga niet naar Mexico! Maar we willen ook nog niet naar huis! En Canada is te koud, dat is geen optie met Molly… Dan gaan we naar Costa Rica dus, hebben we bedacht. We vliegen erheen, huren er een huis en overwinteren bij de Caraibische zee, bij de jungle, de aapjes, de tropische vissen. Wat wil je nog meer?

Maar ik heb niet zo’n zin. Erg hè.

We zijn nu al ruim een week in Boulder, waar Tom jaren gewoond heeft. We bezoeken vrienden van hem, we drinken koffie, of lunchen samen en ik ontmoet veel mensen die ik alleen van naam kende. Heel leuk. Het is Halloween dit weekend, we hebben gisteren meegelopen in de grote verkleedoptocht in Lyons, samen met tientallen vampieren, weerwolven, Winnie the Pooh’s, cowboys, heksen  en ruimtemannetjes. Ook heel leuk. Jonas heeft ge-trick or treat, en een hoed vol snoep opgehaald. Tom laat me plekken zien waar hij vroeger heeft gewoond, gewandeld, gemediteerd. We kunnen allerlei dingen doen waar we onderweg geen tijd voor hadden: Naar de kapper, de tandarts, de dokter. We nemen een sessie bij Tom’s oude teacher. We hebben maandag zelfs een babysit om een keertje uit te gaan. Komende week gaan we Molly winterklaar maken en opslaan.. en maandag vliegen we naar San Jose.

Maar ik heb niet zo’n zin. Ik mis nu al het reizen, het telkens vertrekken en weer andere dingen zien. Het in de auto zitten en het land voorbij laten komen. Het avontuur van een hele nieuwe plek elke keer, en toch lekker in ons eigen bed slapen, in ons eigen keukentje koken, aan mijn eigen burootje werken. Ik wil Molly niet achterlaten, ik wil niet naar een onbekend huis, bij rare Spaans sprekende mensen, wie weet waar terecht komen en de jungle is me veel te warm en hebben ze daar wel goed eten en goeie bedden, kan ik wel werken daar, en ik wil geen kerstmis in de zomerzon. Zo.

Zo zit ik vanochtend ook bijna huilend van chagrijn in een stoel. Vrienden van Tom zouden komen brunchen, maar ze bellen om 8 uur al dat ze er aan komen, en een hond mee nemen, dat is wel goed hè, en twee extra vrienden..  O ja en we eten allemaal geen zuivel en geen graanproducten.. Daar ging ik met de pannenkoekenmaaltijd die ik bedacht had. En waarom komen ze zo vroeg?? EN een HOND?? En ik ben nog niet eens wakker, heb nog geen koffie gehad en moeten we nu al alles opruimen en aankleden en beginnen met koken.. en wat dan.. en ik ken die hele mensen niet, eigenlijk.

En ze komen en het is zo leuk en zo gezellig..

Het zijn die overgangen altijd die ik zo lastig vind. Ik ben wel een reizigster, maar geen echte avontuurlijke. Er moet altijd eerste een beetje een kat uit de boom worden gekeken. En is de kat eenmaal beneden, dan mag ie niet meer weg. Dus misschien ben ik over twee weken wel eeuwig verliefd op Costa Rica, de jungle, de aapjes, de zee en de natuur…

Laten we het hopen.



Droog

17 oktober, 2010

Droog

Zie je wel, alsof het nooit geregend heeft. Alle stroompjes zijn opgedroogd, de grond zit vol barsten en het stof waait overal hoog op.

Het zijn onze laatste dagen hier in Utah. Allerlei nationale parken hebben we bezocht, met Robert en de laatste dagen ook zonder hem. We zien veel stof, veel zand en heel veel steen. Vooral erg veel steen. En daar komt iedereen hier voor, want het is druk, zelfs nu, in het naseizoen. Mensen komen hier om te rijden in jeeps, op cross motoren en mountainbikes, om uit vliegtuigen te springen en aan vliegers te hangen op, over en boven al die stenen.

Stenen in allerlei wonderlijke formaties. Op torens lijken ze, of op kastelen, er zijn ijselijk steile wanden, en diepe kloven, die zich kilometers uitstrekken: de canyons. Er is the Valley of the Goblins, waar stenen als versteende trollen naast elkaar staan. Het zijn er honderden en wij lopen er tussendoor. In de nacht dansen ze, bedenken we. Er zijn uitgesleten bogen en bruggen van steen, kuddes versteende olifanten, wouden en forten. Bijna niks groeit er hier, salie struikjes, cactussen en wat zielige bomen die kromgegroeid zijn in hun snakken naar water. We rijden er langs, we sjouwen erdoorheen met Jonas op onze nek. Alles is zandbak voor Jonas, maar hij kan lang niet overal spelen. Niet te dicht bij de rand van de canyon, niet op die rotsen, niet bij de cactussen..

Tom heeft een boek gekocht in the Grand Canyon-shop over alle mensen die daar ooit zijn omgekomen. Erg veel zijn het er: ze zijn over de rand gekukeld bij het poseren (nog een klein stukje naar achteren liefje..), bij het klimmen, bij het stoer doen, door dorst, door verdrinking, door drijfzand en door flitsvloed. Flitsvloed? Ja, als het wat hogerop geregend heeft kan op een schijnbaar droge dag de canyon plotseling overvallen worden door een water- en moddervloed die alles meesleurt. Heel gevaarlijk is dat.

Als we op onze grote tocht naar Horseshoe Canyon gaan, hangt er een bordje bij het begin van de tocht: ‘Wordt afgeraden wegens drijfzand en Flashflood’. Maar we hebben net twee uur gereden om hier te komen, (zand zand zand saliebosjes rotsen zand zand zand).. en er staan een boel andere auto’s hier… Robert zegt dat het waarschijnlijk wel OK is. Of anders gaan we halverwege wel terug…

Het moet een prachtige tocht zijn, de canyon in. Beneden in de diepte zijn wanden met prehistorische indianentekeningen op hele heilige plaatsen. Maar dat is wel een heel eind. Robert raakt snel achterop omdat hij steeds van alles foto’s maakt (nobody wants to walk with a photographer..) en dat is helemaal OK want dan zijn we lekker onder elkaar, maar hij draagt wel het grootste deel van het water. En heeft Tom niet verteld hoe hij hier ooit alleen gelopen heeft met te weinig water en bijna een delirium van de dorst kreeg… en viel… en een ratelslang tegenkwam..?

Het is erg mooi lopen zo langs de bergwanden, de oude versteende huid van de aarde zelf is vlakbij. Jonas deint op Tom’s rug en we komen langzaam dieper. Maar elke stap die we naar beneden lopen moeten we straks ook weer klimmen, denk ik telkens… En de flitsvloeden spoken door mijn hoofd en de ratelslangen en de losse stenen en de uitputting en de dood door dorst…

‘Als jij en Jonas straks van de berg afstorten spring ik wel mee hoor,’ zeg ik. ‘Dan wil ik ook dood. En heeft zo’n flasflood zoveel kracht dat je meteen verdronken bent of kun je nog zwemmen? En wat moet je eigenlijk doen als je een ratelslang tegenkomt?’

‘Waarom doe je dat toch altijd, waarom maak je het zo dramatisch?’ vraagt Tom. ‘Is het geen prachtige tocht, is het niet genoeg om hier gewoon te lopen?’

Tja, waarom?

Het is een beetje mijn natuur, vroeger moest mijn vader ook al altijd speurtochten verzinnen om onze zondagmiddagwandeling verteerbaar te maken, met wat meer avontuur en drama. Maar ik voel me ook een vreemdeling hier in al die overweldigende natuur… Het is zo onbekend om te bedenken dat er ook echt zomaar iets kan gebeuren, dat mensen hier echt omkomen. Natuurlijk kunnen mensen in Nederland ook best zomaar overreden worden of verdrinken of verbranden. Maar het is hier zo dichtbij. Het is bijna flirten met gevaar, het is echt lekker eng, zo zonder hekjes en paddenstoelen met pijlen en telefoonbereik…

We lopen door. Ik zet mijn voeten goed neer, wat kun je anders doen? En ik luister soms of ik water dichterbij hoor stromen.

Op de bodem van de canyon is de rivier allang opgedroogd. De modder is veranderd in droge chocolademousse, waar je echt niet in weg kan zakken, hoe hard je het ook probeert. Geen druppel water te bekennen.

We komen een ranger tegen die zegt: O, hangt dat bordje bij de ingang er nog steeds? Dat is waar, dat moeten we nog weghalen.

We zien de indianentekeningen en eten hardgekookte eieren op de heilige plaats. We zien geen slangen, krijgen geen dorst en hoeven zelfs nauwelijks te hijgen bij het naar boven klimmen.

Het is een prachtige tocht.


Klokhuis

9 oktober, 2010

Klokhuis

O en overigens.. ter ere van de kinderboekenweek was er afgelopen woensdag een uitzending van het Klokhuis over mij. Niet over kinderboekillustratoren in het algemeen of eigenlijk over Francine Oomen-en-ik-mag-ook-even, of ter ere van Jacques Vriens, maar helemaal over mij mij mij.

Kijk maar op Uitzending Gemist!

http://www.uitzendinggemist.nl/index.php/aflevering?aflID=11507704&md5=92c304c3c73340b2813f915f3181de45


Regen

Regen

Het regent. We zitten in de woestijn in Utah, op de droogste plek op aarde en het regent al vier dagen.

Robert is er. Hij zou ons gidsen door de woestijnen hier, en hij zou vaak met Tom en Jonas op stap gaan zodat ik lekker kon werken en mijn boek afmaken. En hij zou een eigen tent meenemen en helemaal zijn eigen ding doen en ons totaal niet tot last zijn. We zouden vuren maken en eindeloos buiten zitten en Tom zou een vriend hebben om mannendingen mee te doen en ik zou lekker even alleen zijn… Maar dat is allemaal niet zoals het gaat, want het regent. Met bakken en pijpenstelen en donderstormen, die de hele dag en de hele nacht blijven hangen. Vannacht sloeg de bliksem in een auto en een boom op de camping. Zo dichtbij en met zo’n donderklap dat Molly ervan schudde. Brr… De Utah-ers zijn verrast en verheugd: Regen! Dat krijgen we bijna nooit! Alles kan weer bloeien en stromen..

Terwijl ik dit schrijf rijden we door Bryce Canyon, vreselijk mooi en bijzonder met rare rode bergsculpturen, droog, rood en blikkerend Lucky Luke-land. Maar we zien er niks van, door de lage wolken. Het is 2 graden en soms lijkt de regen sneeuw. De modderbruine rivier naast de weg kolkt van het water. We zagen een camping waar mensen niet meer van af konden omdat een woeste rivier de uitgang blokkeerde. Een bord vertelt dat het risico van bosbrand laag is vandaag.

En opeens lijkt het wel Nederlands kamperen, om de beurt komen we binnen met natte jassen en broeken die niet meer opdrogen. Zeiltjes en pannetjes (een van Molly’s luiken lekt), natte kaarten uitgespreid op tafel en ‘Als jij nou even hier gaat staan, dan kan ik daar me aankleden.’ Dat werkt een tijdje, als iedereen erg z’n best doet. Maar met Jonas, die natuurlijk overal staat en altijd daar kruipt waar het niet uitkomt en wil spelen met het water en de soepkommen omschopt, is het al lastiger. En hoe ik ook mijn best doe om mijn humeur goed te houden, op een bepaald moment is het op. Vrij snel eigenlijk, als ik eerlijk ben.

Ik wil werken en ik kan niet werken! Dat boek moet volgende week af! En en het gaat toch al niet en het wordt ook nooit wat… Niets wordt ook ooit wat ik hoop dat het wordt.. En nou is het in Nederland kinderboekenweek en ik ben er niet bij en ik mis ook nog een ridhwanblok… En ik word gek van Robert die er steeds IS en in een STOEL ZIT en NIKS ZEGT, maar wel languit in de keuken SLAAPT en RUIMTE INNEEMT en in Molly is dat al een heleboel.

Ik kan niet eens even razen en mijn eigen vreselijke zelf zijn, daar is geen plek voor.  Even naar buiten gaan kan niet want we zijn er nooit toe gekomen regenjassen te kopen, verwend als we zijn met tweeënhalve maand zon… Glaasje wijn dan maar, mama? Maar de wijn is ook op. Ademen? Je bent toch een Ridhwanstudent, je kunt toch voelen wat er is… en ademhalen…

We vinden een plek waar het minder regent, maar wel hard waait en erg koud is. De bergen in de verte zijn al wit van de sneeuw. Het is er totaal verlaten: er is een camping met vuurplaatsen, maar er is geen mens. We kunnen er staan zonder te betalen. ’s Nachts moet het vuilnis binnen want er kunnen dieren op af komen, zeggen de mannen. Wat voor dieren dan? Nou coyote’s of beren. Er was een bordje met Bear Caution. Nu ga ik helemaal nooit meer naar buiten natuurlijk. Zowiezo is het veel te koud, ook bij het grote vuur dat de Tom en Robert maken. We zitten binnen opgepropt ’s avonds en kijken oude James Bonds.

Is dat jouw been? Sorry. Mag mijn  koffie hier? Is het heel erg als we binnen roken? Roger Moore wordt bijna opgegeten door een haai. Ik weet zeker dat ik buiten een beer hoor. De deur sluit niet goed. Kunnen beren deuren openmaken? Tom en Robert lachen. Een beer die loeit?

’s Nachts naast een woelende Jonas droom ik dat mijn boek overal uitverkocht is. En dat ik zo blij ben…

Ik word wakker in een natgeplast koud bed, en de verwarming doet het niet meer. Maar kijk, het is helemaal helder buiten, de zon schijnt en warmt alles langzaam op. Mij ook. Ik duw de mannen naar buiten en dan is het hele huis is even voor mama. En ik haal weer adem en ik zit lekker ruim in Molly en de stemmen van Tom en Jonas en ach die aardige Robert… Wat is reizen toch fijn…

Tot het weer bloedjeheet wordt natuurlijk en ik daar weer niet tegen kan.