Raising Jonas

25 november, 2010

Raising Jonas

We may have been a little sloppy about it. Usually have been giving him what he wants, choosing the road of least resistance. O, you can climb the table while we eat, it’s OK to pick food from our plates, to throw sand everywhere (but don’t throw at other people. or at least not so hard. or not all the time, Jonas, please.) and gave him pacifiers, toys, bottles and cookies, whenever he pointed at something and said EHH!

Because we are very relaxed parents, man. We don’t want to be shouting ‘NO’ and “DON’T!” all day long, or make a little Lord Fauntleroy out of him. Or do we just don’t want to be bothered too much?

Jonas hardly talks. He says Moo and Miauw and Awooo at the moon. No more. He locks his jaws, shakes his head at Cock a doodle do or even at Woof. Very rarely he says something. But when we react or cheer approvingly, he quickly stops. His body is strong and smart; it can throw, climb and jump really well. He is easily bored when he has to stay inside, but unstoppable at the beach or at any pool of water. Stones go in, sticks go in, feet go in.. He is little merman, running and rolling through sand and waves.

He watches himself endlessly in the mirror: Jonas with a hat, without a hat, front, back. Hands over his eyes and he spreads them wide: TADAA! Here I am!! It’s all about him, the prettiest, the sweetest; he is the prince, the boss. And he is.. And we treat him that way.

And now it is getting time we start teaching him some things. And we have to start somewhere.

Jonas, can you say ‘please’?

Jonas, if you want something you have to say ‘Please, mama’. Not just take it.

If you want mama to come with you, you have to ask her. ‘Please’.

Please daddy, can I have my bottle?

That’s how we are trying now, for a few days. Without any result. He knows he gets what he wants, eventually, when he gets very angry, throws himself on the floor or cries like crazy. Because mama can’t handle that. And I can’t! And I don’t want to be a terrible mother who’s all over her child all the time.

But today we are fighting the fight. And we have to win. That is good for Jonas. Everybody says so.

Drama, drama, all morning long. Crying, screaming, running. This is the day that Jonas will say ‘please’, we say. We are in charge. He has to learn! He shakes his head, he clutches his jaw. Jonas, we love you very much, but you have to learn this. No no no.

Not easy, damn it. And will it help? Is this the way? I don’t know.

And I so completely don’t feel in charge.


Opvoeden

Opvoeden

We hebben het, denk ik, een beetje laten sloffen. Hem meestal gewoon zijn zin gegeven, de weg van de minste weerstand geboden. Klim maar over de tafel heen als we eten, pak maar eten van onze borden, gooi maar met zand (maar niet naar mensen hoor.. tenminste niet zo hard.. niet de hele tijd.. Jonas, toe..) en hem speentjes, speeltjes, flesjes en koekjes gegeven zodra hij ergens naar wees en EHH! zei.

Wij zijn tenslotte leuke relaxte ouders. We willen niet de hele dag “nee’ en ‘niet doen” roepen, of een opgeprikt mannetje van hem maken. Of willen we eigenlijk gewoon niet al te veel last van hem hebben?

Jonas praat niet, of eigenlijk nauwelijks. Miauw en boe en awoe bij de maan.  Iets anders wil hij niet, of doet hij niet. Klemt zijn kiezen op elkaar, schudt zijn hoofd bij kukeleku of zelfs maar bij woef. Heel soms zegt hij even iets, maar als we dan reageren of aanmoedigend juichen, houdt hij gauw weer zijn mond. Hij heeft een sterk slim lichaampje dat al heel goed kan gooien en springen en klimmen. Hij is gauw verveeld als hij binnen moet blijven, maar niet te stoppen aan het strand, of zelfs maar bij een plas water. Steentjes er in, stokjes erin, voetjes er in.. Een zeemeermannetje, hollend en rollend door zand en golven.

Hij tuurt eindeloos in de spiegel, Jonas met muts, zonder muts, voorkant, achterkant. Handjes voor zijn ogen, handjes wijduit: TADAA!! Hier ben ik!! Het gaat om hem om hem, hij is de mooiste, de liefste, het prinsje, Jonas is de baas. En dat is hij natuurlijk ook… en zo behandelen we hem.

En nu wordt het zachtjesaan tijd om hem een beetje op te voeden. En we moeten ergens beginnen.

‘Jonas, can you say ‘please’?’

‘Jonas, als je iets wilt moet je ‘alsjeblieft mama’ zeggen. Niet zomaar pakken.’

‘Als je wilt dat mama meekomt moet je ‘alsjeblieft’ zeggen.’

‘Please daddy, can I have my bottle?’

Zo proberen we het al een paar dagen. Zonder enig resultaat. Hij krijgt toch wel wat hij wil, uiteindelijk, als hij maar goed boos wordt, zich zelf op de grond gooit of heel hard huilt. Want mama kan daar niet goed tegen. En dat kan ik ook niet! En ik wil ook geen rotmoeder zijn, die d’r kind maar steeds op zijn kop zit.

Maar vandaag zijn we het gevecht eens aangegaan. En we moeten het winnen. Dat is goed voor Jonas. Horen we, lezen we, denken we, zegt iedereen.

Drama drama, vanaf vanochtend vroeg. Huilen, gillen, rondrennen. Dit is de dag dat Jonas please gaat zeggen, hebben we verzonnen. Wij zijn de baas. Hij moet het maar leren!

Nee. Hoofd schudden, kiezen klemmen.

Jonas, we houden heel veel van je, maar dit moet je even leren. Nee nee nee.

Niet makkelijk, verdomme. En gaat het helpen, is het goed om dit zo te doen?

Ik voel me zo helemaal niet de baas..


Regentijd

20 november, 2010

Regentijd

Niks droogt op. Handdoeken niet en natgeplaste lakens ook niet. Het papier waarop ik moet tekenen is slap en vochtig. Het gaat wel, maar alles wordt wel een beetje aquarelleriger. Jonas is de eerste dagen hier vreselijk gestoken door de muggen en ook de bulten in zijn gezicht drogen niet uit. Ze gaan maar niet weg, niet met alle zalfjes uit de apotheek…  Hij ziet eruit alsof hij de mazelen én de waterpokken heeft, maar hij springt alweer rond van gezondheid. Overdag is het warm, de zon schijnt een paar dagen en dan komt er meestal een bewolkte dag die nog warmer is, en warmer wordt tegen de avond tot de lucht zo nat is dat het wel moet regenen en dan ruist en drupt en klettert alles de hele nacht. Is het daarna koeler? Nee. Droger? Ook niet echt. Gewoon weer een warme natte nieuwe dag.

We wonen nu voor twee weken op Cashew Hill, een stukje bergop de jungle in. Het huis heet Salsa Brava en het heeft geen muren en geen ramen, maar is helemaal opgetrokken uit gekruiste latten met gaas erover, waar de wind doorheen kan maar de muggen niet. Het is een beetje als wonen in een houten kooi, maar wel een erg mooie charmante. Boven in de slaapkamer is een wand die helemaal opengeschoven kan worden. Dan komen de muggen naar binnen, maar het uitzicht ook. Prachtige planten met rose bloemen, palmen, varens en weet ik wat voor groeisels. Altijd vogels. Altijd kikkers, krekels en andere insecten. Als ik in bed lig luister ik er naar. Getjilp en geknars en gekraak. Er is een diep bronzen vertel-kikker. Er is een beestje dat klinkt als Tom die zijn teennagels knipt, een als de toetsen van een mobiel telefoontje en eentje die lijkt op een achteruit rijdende vrachtauto (biep biep biep). De geluiden mengen zich met mijn dromen, net als de wind van de oude ventilator boven ons bed. De muggen maken geen geluid. De mieren ook niet. Maar bijten kunnen ze! Als ik een mier zie voel ik meteen de vier plekken waar een me gebeten heeft (teen, dij twee keer en schouder) en ik trek me beleefd terug. Laat de mieren met rust! Ook zit er een angstwekkend grote spin vlak voor de deur, maar die doet dan weer niks, zegt de buurvrouw.

We zagen nog geen aapjes of krokodillen. ‘Moeten we niet eens op een tour?’ vraag ik Tom. ‘Schildpadden zien of dolfijnen of luiaards?’ ‘Dat komt wel, zegt hij. ‘Laten we eerst een ritme vinden, een manier om hier te wonen en te werken. Want we blijven hier nog wel even.’

Dus hier is nu ons leven, in de jungle. Hier slapen we, hier sta ik vroeg op om te werken, hier doen we boodschappen. Even zwemmen in de middag, en een ijskoffie drinken op de plastic stoeltjes bij de zee, waar Jonas speelt speelt speelt met alle steentjes, schelpjes en stokjes tot hij helemaal zanderig en moe is, maar niet op wil houden en niet mee naar huis wil. Hier drogen we ons af met natte handdoeken, slapen op vochtige lakens en laten de warme dagen over ons heen komen, want dat moet wel, resistance is futile en bovendien word je daar veel te warm van.

De avonden zijn heerlijk koel. We zitten op ons bed en kijken naar buiten.

‘It’s a jungle out there,’ zegt Tom. En dat is het ook.



Rasta Vibe

14 november, 2010

Rasta Vibe

We find ourselves in the middle of a multinational community, with an unique Carabian flavor.

One of my favorite restaurants is ‘Lydia’s’, whose house speciality is steamed snapper in a Carabian sauce. She serves this delicacy with a unique rice, cooked with coconut milk. Her grandparents came from Jamaica, as did many of the forbearers of the citizens of Puerto Viejo. This culture is distinguished by the Jamaican picque-lock-language and Bob Marley is the Patron Saint of this Rastafarian flavored subculture. There are 43 different nationalities, represented as permanent residents of the community.

We got quite an education from Emilio, an expat Spaniard, who dropped out as an oil tycoon and turned native 16 years ago. He has taking up a new occupation as an architect, and he introduced us to his beautiful homes. He builds them entirely of native wood, without any glass, and an ingenious loft-design, which keeps the houses well ventilated. Our hope is that we will be living in one, starting in December.. From our room we can hear the thrum of reggae, as the birds in the canopies join in in contra tempo.

We like it here, and hope to have a spare room for all of you who might wish to join us.



We are here

11 november, 2010

We are here

Now we are here. Now I am typing this, sitting on our balcony with hammock, in de soft wind. Now I am seeing palm trees and mango trees and lots more leafy things. Now there was a coconut falling on our roof and am I hearing chirping, clucking, whistling and a little croaking, and the whispering of the wind. And I hear Tom’s voice as he reads to Jonas (Isn’t Pig Won’t naughty?). Now I smell scents that are hard to describe, sweet, moist and vaguely familiar, but I don’t know from where. A dream? A different life? The tropical glasshouses in the zoo? Because that is were we are living now.

The hotel is called Casa Verde and it is a big blooming garden with little hoses in it and a nice cool pool. Outside is the town of Porto Viejo, a messy mix of restaurants, shops, pole houses and market stalls. Everything is yellow, green, very pink, purple blue and flaking. Signs and arrows everywhere. It reminds me most of the Dutch theatre festival De Parade, with its colorful tents and strange objects. But right at the ocean.

The beach is also messy and merges into Main Street. Poles, palm trees, boats in every color are lying on the sand. The ocean is grey and wild and nobody is swimming. There was a storm somewhere and now we have to wait for calmer winds before she will be blue and swimmable again. That won’t be long, people say. But everything here goes very slow and sleepy.

We have to get used to that. Our traveling here was long and hectic, with as highlight going through luggage control at Denver International Airport with three bags, a laptop and a crying Jonas: we had to remove our shoes, our jackets, our suspenders and an unsmiling lady of customs insisted upon testing Jonas’ sippy cups with apple juice for explosives. While he was drinking them all the time. She probably suspects us of being terrible international terrorists, training our baby to drink nitroglycerine, Tom said.

We are still a bit in that mode. There are also still some things to do, we have to find a place to rent for the winter, have to buy stuff and to arrange stuff. But may be we don’t have to do that now.

Tom is testing the hammock. It’s creaking, but it doesn’t fall. Time for siesta? Or will I first do my emailing?

We will keep you informed. We’ll probably be here for some time. If you want to come and enjoy and join us here for a while, be very welcome! Because we do think we found something like paradise here


We zijn er

We zijn er

Nu zijn we er. Nu zit ik te typen op ons balkon-met-hangmat, in de zoele wind. Nu zie ik palmen en mangobomen en nog veel meer gebladerte. Nu viel er net een kokosnoot op ons dak. Nu hoor ik getjilp en gefluit, gezoem en een beetje gekwaak, en het ruisen van de wind. En de stem van Tom, die Jonas voorleest (varkentje Nee is stout). Nu ruik ik geuren die ik moeilijk kan beschrijven, zoet, vochtig, zacht en heel in de verte bekend… Maar ik weet niet van waar od van wat. Een droom? Een ander leven? De tropische kassen uit de dierentuin? Want daar wonen we nu in.

Casa Verde heet het hotel, het is een grote bloeiende tuin met huisjes erin en een lekker koel zwembad. En buiten de tuin is het plaatsje Porto Viejo, een rommelig allegaartje van restaurantjes, winkeltjes, paalwoningen en marktkraampjes. Alles is er geel, groen, roze, paars, blauw en afgebladderd. Straten met modder en kuilen. Iedereen op de fiets, en de fietsen zijn ook ook roze, groen en paars. Overal bordjes en pijlen en uitstalkasten. Het doet me nog het meeste denken aan De Parade, met z’n kleurige tenten en vreemde bouwsels. Maar dan vlak aan zee.

Het strand is ook rommelig en gaat ongemerkt over in de hoofdstraat. Palen, palmbomen, bootjes in alle kleuren op het zand. De zee is grauw en roerig en niemand zwemt erin. Er was een storm ergens en we moeten wachten op kalmere winden voor ze weer blauw en zwembaar wordt. Dat duurt vast niet lang, zegt men. Maar alles gaat hier heel erg kalm en slaperig.

Wij moeten wennen. De reis hierheen was lang en hectisch, met het met drie tassen, een laptop en een huilende Jonas door de bagagecontrole in Denver International Airport gaan als stressvol hoogtepunt: jassen uit, schoenen uit, bretels af en een norse douanedame die Jonas z’n tuitbekers appelsap per se wilde testen op explosieve inhoud. Hoewel hij er telkens gewoon nog uit dronk… ‘Ze verdenkt ons er waarschijnlijk van rücksichtsloze internationale terroristen te zijn, die onze baby hebben geleerd om nitroglycerine te drinken,’ zei Tom.

Maar nu zijn we hier en we hoeven alleen nog maar een huisje vinden wat we kunnen huren voor de winter, en allerlei dingen kopen en regelen… Maar dat hoeft allemaal misschien niet allemaal nu.

Tom test de hangmat. Het kraakt een beetje, maar het houdt. Siestatijd? Of ga ik eerst nog even mijn email bekijken?

We houden jullie op de hoogte. We blijven hier waarschijnlijk nog een hele tijd. Wie zin heeft om een poosje langs te komen en mee te genieten.. Wees welkom. Want we denken dat we in een soort paradijs zijn terecht gekomen..


WAAAH!!

6 november, 2010

WAAAH!!

Ooit deden Anne Mirjam en ik een cursus scenario schrijven. Een van de regels die we daar leerden was: When in doubt, increase the difficulty. Als in je film de heldin bijvoorbeeld plotseling naar Costa Rica wil afreizen, kan het publiek denken: Waarom wil ze dat in ’s hemelsnaam? Wat zoekt ze daar? En niet meer meeleven. Wat je dan doet als schrijver is: je maakt het naar Costa Rica gaan heel moeilijk, werpt allerlei obstakels voor de heldin op, zodat iedereen gaat hopen: O, als het haar maar lukt! Als ze maar in Costa Rica komt!

Daar moest ik vandaag erg aan denken.

‘Je hebt je paspoort toch wel?’ vraagt Tom vanochtend als ik bezig ben mijn kleurpotloden uit te zoeken. De blauwe mag wel mee, de twee roze ook, de groene niet. Alweer inpakken voor drie, vier maanden. Een koffer geleend, een koffer gekocht en heel Molly ligt bezaaid met tandenborstels, kleren en speelgoed.

Natuurlijk heb ik mijn paspoort. Creditcards, tickets, telefoonnummers, alles heb ik. We zijn bijna klaar met al het geregel. Morgen gaat Molly de stalling in. Arme Molly…  Zaterdag en zondag slapen we bij vrienden in Denver. Maandag vliegen we.

‘Heb je het mijne daar ook?’

‘Nee, alleen het mijne en dat van Jonas. Het jouwe is toch..?’
‘Ja, het zit altijd in mijn tas,’ zegt Tom. ‘Maar daar is het niet. Heb je het echt niet?’

Nee, echt niet. Het zit waarschijnlijk in de Jonas-tas. Of het ligt ergens in de auto. Tom zoekt, maar hij vindt het niet. Dat gebeurt eigenlijk tamelijk vaak. En dan ga ik zoeken en ik vind altijd alles. Meestal op de eerste plek waar hij keek, maar niet goed. Dus ik laat mijn kleurpotloden alleen en help even zoeken. Maar ik vind het ook niet. Niet in de tas, niet in de Jonas-tas, niet in de auto. Ik kijk op alle andere waarschijnlijke plekken. Dan op de minder waarschijnlijke plekken en tenslotte overal, nog steeds in de hoop het zomaar te vinden, want het verloren fototoestel vonden we ook na een week terug in het gootsteenkastje.

Maar het paspoort vinden we niet. Nergens.

Ik word bang. Tom wordt boos. We laten Jonas achter bij Nijntje en gooien echt alles overhoop. Kijken nog dertig keer in elk vakje van de tas, want daar MOET het toch in zitten… Halen alles uit de auto. Halen de boekenkast leeg. De ijskast. De voorraadkast. Proberen te bedenken waar hij voor het laatst… en daarvoor… of misschien… Maar we vinden het niet.

Tom belt Debbie van het reisburo. Daar hebben we het toch voor het laatst gehad? Debbie is er niet. Hij belt het Canadese consulaat, maar krijgt alleen een stem op een bandje. Een nieuw paspoort aanvragen kost vijf weken, zegt de stem. Maandag gaat het vliegtuig. Donderdag moet ik Amerika uit zijn. De vlucht is betaald, de taxi, het hotel voor een week… Ik zit met Jonas op schoot te bedenken wat we kunnen doen. Maar ik kan alleen maar denken dat de reis afgelopen is, dat alle plannen niet doorgaan… En dat ik zo vreselijk graag naar Costa Rica wil..

Jonas wil niet gaan slapen, hij voelt onze onrust. Buiten haalt Tom nóg een keer de auto overhoop. Hou maar op, denk ik. Het is er niet. Het is gestolen, of Jonas heeft het uit je tas gehaald en uit de auto gegooid ergens… Ik moet mijn vader bellen, zeggen dat hij zijn vlucht moet cancelen, want hij komt ons opzoeken, met kerstmis. Wat moeten we doen? Terug naar huis? Weer drie maanden bij aunt Edith? Ik wil niet.

Jonas valt gelukkig in slaap en Tom en ik zitten  erg treurig aan tafel. Er is niet zoveel te zeggen.

Debbie belt terug. Ze leeft erg mee. Maar ze kan helemaal niks doen, een paspoort heeft ze niet, echt niet niet gevonden en de vlucht kan niet meer gecanceld en o, ze vindt het zó erg voor ons…

‘Ja ja,’ zeg ik en ik luister met een koud hart naar haar verhaal over haar husband die ooit zijn mobieltje verloor en het pas terug vond toen hij met een zaklamp de hele auto doorzocht en daar lag ‘ie, onder een stoel, ja dat kan maar zo en ze wou dat ze iets kon doen, maar ze kan alleen maar verzinnen dat we met een zaklamp de auto nog eens doorzoeken…

Tom gaat het maar proberen. Ik zit binnen in de complete puinhoop die Molly nu is. We hebben al vier keer in de auto gekeken, denk ik. Daar is het echt niet..

Maar daar is het wel. Een zwart paspoort in een zwart mapje onder een zwarte stoel.

Maandag vliegen we!


Weltschmerz

4 november, 2010

Weltschmerz

Weltschmertz is a German word, which literally means: World-wounded. In a book by Robert B. Parker, ‘A freefall in crimson’, he described the word as meaning: Homesick for a place I’ve never been. Much of my quest as a seeker has been to find a place where I have felt at home.

In returning to Lyons, where I spent a good portion of my life, I was struck by the feeling of not knowing the place. I recognized very few of the people, and felt as an outsider.

‘You can’t stick your foot in the same river twice’.

Although I have enjoyed meeting many old friends, I recognized my life is no longer here. As this phase of our trip comes to a close,  and we put Molly into a safe harbor for the winter, I would like to acknowledge a gift that I have received: it turns out that the homesickness for a place that I have never been is not a place at all. I have never been more at home, whether it be the prairies of Saskatchewan, the deserts of Nevada, the ocean beaches of California, or the Rocky Mountains of Colorado, are all equally my home, as long as I’m with my ‘kleine gezin’.