Droog

17 oktober, 2010

Droog

Zie je wel, alsof het nooit geregend heeft. Alle stroompjes zijn opgedroogd, de grond zit vol barsten en het stof waait overal hoog op.

Het zijn onze laatste dagen hier in Utah. Allerlei nationale parken hebben we bezocht, met Robert en de laatste dagen ook zonder hem. We zien veel stof, veel zand en heel veel steen. Vooral erg veel steen. En daar komt iedereen hier voor, want het is druk, zelfs nu, in het naseizoen. Mensen komen hier om te rijden in jeeps, op cross motoren en mountainbikes, om uit vliegtuigen te springen en aan vliegers te hangen op, over en boven al die stenen.

Stenen in allerlei wonderlijke formaties. Op torens lijken ze, of op kastelen, er zijn ijselijk steile wanden, en diepe kloven, die zich kilometers uitstrekken: de canyons. Er is the Valley of the Goblins, waar stenen als versteende trollen naast elkaar staan. Het zijn er honderden en wij lopen er tussendoor. In de nacht dansen ze, bedenken we. Er zijn uitgesleten bogen en bruggen van steen, kuddes versteende olifanten, wouden en forten. Bijna niks groeit er hier, salie struikjes, cactussen en wat zielige bomen die kromgegroeid zijn in hun snakken naar water. We rijden er langs, we sjouwen erdoorheen met Jonas op onze nek. Alles is zandbak voor Jonas, maar hij kan lang niet overal spelen. Niet te dicht bij de rand van de canyon, niet op die rotsen, niet bij de cactussen..

Tom heeft een boek gekocht in the Grand Canyon-shop over alle mensen die daar ooit zijn omgekomen. Erg veel zijn het er: ze zijn over de rand gekukeld bij het poseren (nog een klein stukje naar achteren liefje..), bij het klimmen, bij het stoer doen, door dorst, door verdrinking, door drijfzand en door flitsvloed. Flitsvloed? Ja, als het wat hogerop geregend heeft kan op een schijnbaar droge dag de canyon plotseling overvallen worden door een water- en moddervloed die alles meesleurt. Heel gevaarlijk is dat.

Als we op onze grote tocht naar Horseshoe Canyon gaan, hangt er een bordje bij het begin van de tocht: ‘Wordt afgeraden wegens drijfzand en Flashflood’. Maar we hebben net twee uur gereden om hier te komen, (zand zand zand saliebosjes rotsen zand zand zand).. en er staan een boel andere auto’s hier… Robert zegt dat het waarschijnlijk wel OK is. Of anders gaan we halverwege wel terug…

Het moet een prachtige tocht zijn, de canyon in. Beneden in de diepte zijn wanden met prehistorische indianentekeningen op hele heilige plaatsen. Maar dat is wel een heel eind. Robert raakt snel achterop omdat hij steeds van alles foto’s maakt (nobody wants to walk with a photographer..) en dat is helemaal OK want dan zijn we lekker onder elkaar, maar hij draagt wel het grootste deel van het water. En heeft Tom niet verteld hoe hij hier ooit alleen gelopen heeft met te weinig water en bijna een delirium van de dorst kreeg… en viel… en een ratelslang tegenkwam..?

Het is erg mooi lopen zo langs de bergwanden, de oude versteende huid van de aarde zelf is vlakbij. Jonas deint op Tom’s rug en we komen langzaam dieper. Maar elke stap die we naar beneden lopen moeten we straks ook weer klimmen, denk ik telkens… En de flitsvloeden spoken door mijn hoofd en de ratelslangen en de losse stenen en de uitputting en de dood door dorst…

‘Als jij en Jonas straks van de berg afstorten spring ik wel mee hoor,’ zeg ik. ‘Dan wil ik ook dood. En heeft zo’n flasflood zoveel kracht dat je meteen verdronken bent of kun je nog zwemmen? En wat moet je eigenlijk doen als je een ratelslang tegenkomt?’

‘Waarom doe je dat toch altijd, waarom maak je het zo dramatisch?’ vraagt Tom. ‘Is het geen prachtige tocht, is het niet genoeg om hier gewoon te lopen?’

Tja, waarom?

Het is een beetje mijn natuur, vroeger moest mijn vader ook al altijd speurtochten verzinnen om onze zondagmiddagwandeling verteerbaar te maken, met wat meer avontuur en drama. Maar ik voel me ook een vreemdeling hier in al die overweldigende natuur… Het is zo onbekend om te bedenken dat er ook echt zomaar iets kan gebeuren, dat mensen hier echt omkomen. Natuurlijk kunnen mensen in Nederland ook best zomaar overreden worden of verdrinken of verbranden. Maar het is hier zo dichtbij. Het is bijna flirten met gevaar, het is echt lekker eng, zo zonder hekjes en paddenstoelen met pijlen en telefoonbereik…

We lopen door. Ik zet mijn voeten goed neer, wat kun je anders doen? En ik luister soms of ik water dichterbij hoor stromen.

Op de bodem van de canyon is de rivier allang opgedroogd. De modder is veranderd in droge chocolademousse, waar je echt niet in weg kan zakken, hoe hard je het ook probeert. Geen druppel water te bekennen.

We komen een ranger tegen die zegt: O, hangt dat bordje bij de ingang er nog steeds? Dat is waar, dat moeten we nog weghalen.

We zien de indianentekeningen en eten hardgekookte eieren op de heilige plaats. We zien geen slangen, krijgen geen dorst en hoeven zelfs nauwelijks te hijgen bij het naar boven klimmen.

Het is een prachtige tocht.


Klokhuis

9 oktober, 2010

Klokhuis

O en overigens.. ter ere van de kinderboekenweek was er afgelopen woensdag een uitzending van het Klokhuis over mij. Niet over kinderboekillustratoren in het algemeen of eigenlijk over Francine Oomen-en-ik-mag-ook-even, of ter ere van Jacques Vriens, maar helemaal over mij mij mij.

Kijk maar op Uitzending Gemist!

http://www.uitzendinggemist.nl/index.php/aflevering?aflID=11507704&md5=92c304c3c73340b2813f915f3181de45


Regen

Regen

Het regent. We zitten in de woestijn in Utah, op de droogste plek op aarde en het regent al vier dagen.

Robert is er. Hij zou ons gidsen door de woestijnen hier, en hij zou vaak met Tom en Jonas op stap gaan zodat ik lekker kon werken en mijn boek afmaken. En hij zou een eigen tent meenemen en helemaal zijn eigen ding doen en ons totaal niet tot last zijn. We zouden vuren maken en eindeloos buiten zitten en Tom zou een vriend hebben om mannendingen mee te doen en ik zou lekker even alleen zijn… Maar dat is allemaal niet zoals het gaat, want het regent. Met bakken en pijpenstelen en donderstormen, die de hele dag en de hele nacht blijven hangen. Vannacht sloeg de bliksem in een auto en een boom op de camping. Zo dichtbij en met zo’n donderklap dat Molly ervan schudde. Brr… De Utah-ers zijn verrast en verheugd: Regen! Dat krijgen we bijna nooit! Alles kan weer bloeien en stromen..

Terwijl ik dit schrijf rijden we door Bryce Canyon, vreselijk mooi en bijzonder met rare rode bergsculpturen, droog, rood en blikkerend Lucky Luke-land. Maar we zien er niks van, door de lage wolken. Het is 2 graden en soms lijkt de regen sneeuw. De modderbruine rivier naast de weg kolkt van het water. We zagen een camping waar mensen niet meer van af konden omdat een woeste rivier de uitgang blokkeerde. Een bord vertelt dat het risico van bosbrand laag is vandaag.

En opeens lijkt het wel Nederlands kamperen, om de beurt komen we binnen met natte jassen en broeken die niet meer opdrogen. Zeiltjes en pannetjes (een van Molly’s luiken lekt), natte kaarten uitgespreid op tafel en ‘Als jij nou even hier gaat staan, dan kan ik daar me aankleden.’ Dat werkt een tijdje, als iedereen erg z’n best doet. Maar met Jonas, die natuurlijk overal staat en altijd daar kruipt waar het niet uitkomt en wil spelen met het water en de soepkommen omschopt, is het al lastiger. En hoe ik ook mijn best doe om mijn humeur goed te houden, op een bepaald moment is het op. Vrij snel eigenlijk, als ik eerlijk ben.

Ik wil werken en ik kan niet werken! Dat boek moet volgende week af! En en het gaat toch al niet en het wordt ook nooit wat… Niets wordt ook ooit wat ik hoop dat het wordt.. En nou is het in Nederland kinderboekenweek en ik ben er niet bij en ik mis ook nog een ridhwanblok… En ik word gek van Robert die er steeds IS en in een STOEL ZIT en NIKS ZEGT, maar wel languit in de keuken SLAAPT en RUIMTE INNEEMT en in Molly is dat al een heleboel.

Ik kan niet eens even razen en mijn eigen vreselijke zelf zijn, daar is geen plek voor.  Even naar buiten gaan kan niet want we zijn er nooit toe gekomen regenjassen te kopen, verwend als we zijn met tweeënhalve maand zon… Glaasje wijn dan maar, mama? Maar de wijn is ook op. Ademen? Je bent toch een Ridhwanstudent, je kunt toch voelen wat er is… en ademhalen…

We vinden een plek waar het minder regent, maar wel hard waait en erg koud is. De bergen in de verte zijn al wit van de sneeuw. Het is er totaal verlaten: er is een camping met vuurplaatsen, maar er is geen mens. We kunnen er staan zonder te betalen. ’s Nachts moet het vuilnis binnen want er kunnen dieren op af komen, zeggen de mannen. Wat voor dieren dan? Nou coyote’s of beren. Er was een bordje met Bear Caution. Nu ga ik helemaal nooit meer naar buiten natuurlijk. Zowiezo is het veel te koud, ook bij het grote vuur dat de Tom en Robert maken. We zitten binnen opgepropt ’s avonds en kijken oude James Bonds.

Is dat jouw been? Sorry. Mag mijn  koffie hier? Is het heel erg als we binnen roken? Roger Moore wordt bijna opgegeten door een haai. Ik weet zeker dat ik buiten een beer hoor. De deur sluit niet goed. Kunnen beren deuren openmaken? Tom en Robert lachen. Een beer die loeit?

’s Nachts naast een woelende Jonas droom ik dat mijn boek overal uitverkocht is. En dat ik zo blij ben…

Ik word wakker in een natgeplast koud bed, en de verwarming doet het niet meer. Maar kijk, het is helemaal helder buiten, de zon schijnt en warmt alles langzaam op. Mij ook. Ik duw de mannen naar buiten en dan is het hele huis is even voor mama. En ik haal weer adem en ik zit lekker ruim in Molly en de stemmen van Tom en Jonas en ach die aardige Robert… Wat is reizen toch fijn…

Tot het weer bloedjeheet wordt natuurlijk en ik daar weer niet tegen kan.