terug

Nieuwe Avonturen

Nieuwe Avonturen

We zijn weer op avontuur. En ik ben er blij om.

Blij dat om iedere bocht iets nieuws ligt en dat we nooit weten wat. Ik kijk op de kaart, zie gestippelde weggetjes die mooi horen te zijn en gewone groene of blauwe die die beschrijving niet verdienen. Maar nooit is het saai.

Blij om op zulke prachtige plekken te staan en ons eigen huisje nog steeds bij ons te hebben. Ons eigen raam, dat uitkijkt over telkens andere landschappen.

De eerste dagen (Colorado, Arizona) rijden we door sneeuwvelden, door bergpassen en vlaktes, vlaktes. Waar we Utah in komen wordt het weer woestijniger en warmer. We komen door Navajo Reservaten, waar dikke droevige indianen wonen, in de armoedigste huisjes. We staan twee nachten in Chaco Canyon State Park waar de ruïnes te zien zijn uit de tijd dat de Natives hier heersten en een bloeiende cultuur hadden, zo’n duizend jaar geleden. We hebben er afgesproken met Annemiek en haar vriendin Marion uit Nederland. Heel grappig om opeens met Nederlandse meisjes bij het vuur te zitten ’s avonds. Heel gewoon ook, kletsen met Annemiek. Maar wel met rotsen in de verte en miljoenen sterren boven onze hoofden.

Om in het Chaco Culture State Park te komen moeten we echter over een weg rijden die slechter is dan de slechtste weg in Puerto Viejo. 21 mijlen moeten we over hard gestoofde modder, over een weg die in een wasbord is veranderd. Molly en de auto ratelen en schokken, hoe voorzichtig Tom ook rijdt. Het voelt niet goed.

Het is ook niet goed, als we aankomen ligt de grond in Molly vol bevroren pakken spinazie en steaks die uit de diepvries zijn komen zetten en ook de halve inhoud van de provisiekast. Een paar gebroken borden en onze beschermengel is van haar voetstuk gebroken en ligt hulpeloos op de grond. Arme engel. Het is moeilijk om er geen slecht voorteken in te zien.

Om na twee dagen het park weer uit te rijden moeten we helaas weer over die weg. Er is geen andere. We hebben alles in Molly dichtgebonden en vastgemaakt, maar het gehobbel trilt de schroeven uit de ijskastdeur en we krijgen hem niet meer aan de praat. Een plank is uit de boekenkast gevallen, een van de keukenkastjes is van binnen helemaal verzakt en onze watervoorraad, blikjes, pannetjes en schoonmaakmiddelen liggen allemaal op een grote hoop door elkaar. En de volgende dag krijgen we een lekke band.

Natuurlijk weer in the middle of nowhere: midden in het lange stuk dat van Natural Bridges naar Hanksville, waarvan we al hoopten dat we het zouden halen zonder te tanken, want er is daar helemaal niets. Rode rotsen en blikkerende zon. En  daar gaat Beng, de band stuk. Van de auto dit keer. We zijn voorbereid natuurlijk, sinds de twee lekken banden die Molly vorig jaar kreeg: er is een reserve band en er is gereedschap, maar hoe hard Tom ook wrikt, hij krijgt het wiel niet los. En we hebben telefoon, maar geen bereik. Gelukkig wil er altijd wel iemand helpen. Roger heet onze beschermengel dit keer, een tanige man in een wit truckje,  die voor ons stopt en Tom meeneemt om hulp te gaan halen. En daar zit ik weer met Jonas te wachten op wat komen gaat. We voetballen in het stof en kijken een filmpje van Kipper in de warme buik van Molly. Het blijft altijd eng. Komt hij wel terug? Zijn we hier veilig? Komt het weer goed? Na anderhalf uur stopt er een politieauto en een sheriff stapt uit. Ik groet hem blij. Sheriffs zijn er om te helpen nietwaar, of tenminste om vrouwen te beschermen en gerust te stellen.

Maar deze niet.

‘U mag hier niet staan,’ zegt hij bard. ‘Die camper moet daar weg.’

‘Ja maar meneer, we hebben een lekke band. Mijn man is hulp halen.’

‘Dat kan wel wezen, maar dit kan niet zo. Hij staat midden op de weg. Veel te gevaarlijk.’

Ik mompel dat het wel meevalt, toch. We kunnen Molly moeilijk in de droge sloot parkeren. En er komt hier per 20 minuten hooguit een auto langs. Die rijden allemaal keurig om ons heen.

‘U moet hem hier weghalen, ma’m.’

‘Ik heb geen rijbewijs meneer. Mijn man… hij is er niet…’

Ik schaam me een beetje voor hoe hulpeloos en ongeemancipeerd dat klinkt. Ik moet toch nodig dat rijbewijs eens halen..

‘En ik zit hier met een baby…’

De baby rent net voetballend voorbij en de sheriff is niet erg vertederd.

‘Waar heeft u de gevarendriehoek? Waar zitten de knipperlichten?’

Weet ik veel. Ik wil de sheriff uitleggen dat ik eigenlijk heel sterk en zelfstandig ben, dat ik al ons geld verdien en alle computerdingen doe, maar de auto aan Tom overlaat en dat dat misschien niet erg handig is en dat moet ook wel veranderen op een dag, maar wat kan ik er nu aan doen, sorry maar zo is het, en…

Maar de sheriff is al bezig om een soort lichtkogels op de grond te leggen en aan te steken.

‘Dat is wel het mínste…’ mompelt hij. ‘Veel te gevaarlijk.’ Hij heeft er nog een over en wil me gaan uitleggen hoe die straks aan te steken als de andere uitgedoofd zijn, maar heeft er kennelijk geen vertrouwen in dat me dat ook echt zal gaan lukken en hij legt de laatste zo neer dat hij aangestoken wordt door het vuur van de andere.

Heel in de verte komt er een autootje aan.
‘U bent nu wat beter zichtbaar voor het verkeer,’ zegt de sheriff. ‘Maar het is niet ideaal. Als uw man niet komt, moeten we wel een sleepauto bellen.’

;Als mijn man niet komt, hoe bedoelt u?’ bibber ik. ‘En er is hier geen bereik!’

‘Ik kan er een oproepen over de radio,’ zegt de sheriff. En ik zie Jonas en mij al weggesleept worden naar godweetwaar, zonder Tom en zonder telefoon…

Maar in het autootje zit Tom en ik kan alles weer overlaten aan mijn husband, gelukkig. Dan maar niet geemancipeerd, laat mij maar oppassen.

De mannen buigen zich over de band en even later komt er ook een AAA-Auto met een andere man die de band kan verwisselen. En ik heb mijn handen vol genoeg aan Jonas die het zat is en niks meer wil.

Een uurtje later rijden we weg, nabibberend, opgelucht, en allemaal moe. Het wordt al donker en we willen eigenlijk niet helemaal meer naar Hanksville. We vinden een plek voor de nacht op een verlaten kampeerterrein aan Lake Powell. Een uitgedroogde winderige vlakte met in de verte een ondiep bruin meer. Daar probeert Tom nog een keer om de ijskast te repareren (wat niet lukt), blokkeert een losse schroef de deur van de oven (maar ik krijg hem er uit), zien we een slang op de weg en stapt Jonas in een cactus.

‘Genoeg! Genoeg voor een dag!’ zegt Tom. En ik ben het met hem eens.

We moeten alleen nog even de stekels uit de voetjes van Jonas peuteren en ons eten opeten en dan mogen we naar bed.

De volgende dag is het moederdag. Op een uitgedroogde vlakte bij een dood meer krijg ik kadootjes, bakt Tom pannenkoeken voor het ontbijt en hebben we een lange, lieve dag van rust. Een plotselinge windvlaag slaat de deur dicht en onze afgebroken engel valt nog een keer op de grond. Nu zijn ook nog haar vleugels afgebroken.

Wat wacht er om de volgende bocht?

De voeten van de engel.

 

3 thoughts on “Nieuwe Avonturen

  1. Lieve kinderen ,

    Soms vraag ik me af waarom jullie jezelf dit allemaal aandoen. Sjonge, jonge, jonge . . wat een belevenissen.
    Maar dan weet ik het weer: Jullie wilden een avontuurlijke reis maken! O, ja , dat was het.
    Nou, die kregen jullie dus weer ‘there down there in the desert of Arizona’ . .
    Houd er de moed maar in.
    Liefs en een dikke kus voor jullie alle drie van

    DICK

Comments are closed.