Tranen

23 mei, 2012

Tranen

Jonas huilde vanochtend. En huilde en huilde en huilde.

Er zijn dagen die heel erg om hem draaien, of in ieder geval voor een gedeelte, waarin hij veel mag doen van wat hij wil. Schommelen, kleien met mama (zij kleit de raket en hij kleit het vuur), koffie halen met papa, liedjes zingen, Thomas the train kijken (we zijn weer van Dribbel af), heel lang billen-pak-tikkertje doen.

Gisteren was het niet zo’n dag. Mama had slecht geslapen, papa moest ook voor Aunt Edith zorgen, het was warm en naar weer en we kregen gasten voor het diner. En geen gasten die ook leuk met hem speelden. Praat-gasten.

Dan is het de hele dag: Jonas ga nou weg. Kom nou hier. Niet zo zeuren. Netjes zitten. Eten. Geen klei op de grond gooien. Nee, ga weg. Nee, niet nu.

Vanochtend had mama wel weer energie en was er wel tijd en aandacht, maar Jonas wou niet. Huilen aan het ontbijt. Huilen bij de koffie. Wil je niet lekker cereal, Jonas. Wil je niet leuk met papa mee met de auto?

Nee, nee, nee. Huilen en dreinen.

Ben jij nou een grote jongen? Vroeg tante, want zo’n tante is het soms. Big boys don’t cry.

Alsof dat Jonas kan schelen.

Wil je op schoot, lieverd, als mama werkt? Schommelen? Thomas kijken?
Neehee.

You go work, liefje. Zegt Tom. Jonas, stop it. Now.
I’ll go outside with him, for a bit, zeg ik. Het werk moet maar even wachten.

Buiten op de veranda is de zon al warm. Het licht glinstert op de rivier. Het is echt geen verkeerde plek hier. Jonas zit op mijn schoot en huilt en huilt.

Wat is er, lieverdje, zeg ik. Moet je zo huilen?

Jonas huilen, zegt Jonas .

Waarom dan? Vind je het niet fijn hier?

Hij huilt ietsje harder.

Mis je Nederland? Wil je naar huis?

Huis?

Wil je dat? Naar ons huis, naar opa en Mirjam? Naar Marjan die altijd met je kwam spelen? Dat was leuk hè. En je ging er naar school, weet je nog? Naar het Fantaziehuis… Met alle juffies en de kindjes.. En dat is hier allemaal niet. Dat is jammer hè. En je boerderij. En de grote doos met de trein.

Trein, zegt Jonas. Hij snikt nog een beetje na.

Maar hier is weer Aunt Edie. En de bomen en de rivier. Dat is weer leuk van hier. En Molly en de auto.

Dwight, de wat simpele man die om de dag het graskomt maaien rijdt ronkend langs op de maaier.
En Dwaait die maait, zeg ik. En de schommel in de boom…

Schommel, mama, please schommel?Please?

Ja natuurlijk, zeg ik. Ren maar naar de schommel.
En dan schommelen we heel erg lang en ik zing alle liedjes, over het matroosje, over het vliegtuig en de helicopter. En heel erg vaak het lied van Thomas (red and green and brown and blue, they’re a really useful crew!) en Aunt Edith komt nog even zeggen dat ze toch wel hoorde dat hij echt verdriet had. En een kus geven. Want zo’n tante is ze soms ook.

En hij mag mama’s billen pakken tot ze echt echt echt aan het werk moet, maar dan lijken de tranen ook wel weer weg.


Besluit

21 mei, 2012

Besluit

Ik had dit allemaal al gisteren willen schrijven en de aflevering dan ‘Dilemma’ willen noemen. Maar een dilemma is het niet meer.

Molly staat in de tuin. Ze is uit haar winterverblijf gehaald, heeft een nieuwe ijskast gekregen en is helemaal doorgecheckt en schoongemaakt: klaar om ingericht te worden en weer bewoond, klaar om te vertrekken!

Het weerzien was erg fijn, deed me nog meer dan ik had gedacht. Aan ieder plekje, deurtje, kastje, boeken plankje zitten zoveel herinneringen aan onze vorige keer op reis. De Nijntje-sticker op het raam, die al uitgekeken heeft over de Rockey Mountains, de Pacific, de Grand Canyon en alles. De voeten van de afgebroken beschermengel, de plastic glazen uit Las Vegas, het dekentje uit de cowboy-winkel ergens in Montana., de sneeuwbol-met-kerstliedjes die Jonas to gek wordend toe bleef afspelen, met 30 graden buiten, de opgedoken wrakhout-schilderijen… Alles, alles, overal. Het maakt me warm en blij en ik kan niet wachten om weer op reis te gaan!

Maar..

We zij hier in mei gekomen om Aunt Edith te helpen met de overgang van het verzorgingstehuis weer naar de boerderij. Dat zijn we ook aan het doen. We hebben proef-logeer-nachtjes, vannacht al voor de derde keer. Tom haalt haar vaak op voor lunch op de veranda, maar nu rijdt ze zelf ook weer en schuifelt hier, heel langzaam, maar vastberaden, weer rond door haar eigen huis. Ze knipt haar eigen rozen, maakt haar eigen boterham klaar. Dat gaat, dat gaat best. En ze wil het erg graag.
I want you back here, at the farm, within two weeks, zegt Tom. En ik zie hoe blij ze is.

En dan zou in juni Cousin Lee (uit Carolina trouwens, niet uit Tennessee, ik rijm soms wat niet klopt) het hier komen overnemen, en wij zouden gaan. Maar dat soort afspraken, gemaakt over twee continenten, in twee talen, met familie trekjes en ouder wordende dames(mezels inclui) kun je blijkbaar niet zo duidelijk maken… Lee komt pas eind juni,schrijft ze. EIND JUNI?!

Nee liefje, echt niet. Dat duurt me te lang. Ik zeg het eigenlijk al zo lang we hier zijn en ik data hoor langskomen. Zijn jullie hier nog in juni? Dan kunnen we dit of dat, is er een feest, een bruiloft, we kunnen… Neehee, zeg ik steeds. We gaan naar de Oostkust, dan zijn we al weg, al lang…
Weg, de wereld in, het avontuur in, dat is niet hier, op de farm bij de oude mensen… Dat is DAAR.

It’s like this, zegt Tom gisteren in de auto. Als wij blijven tot Lee ons komt aflossen, komt Edith naar huis. Anders blijft de nog een maand in Waterfront. Ze durft het alleen aan met iemand in huis. Of wij bijvoorbeeld in Molly in de tuin. Maar wel in de buurt.

Ja nou, jammer dan, zeg ik. Ik wil niet blijven tot eind juni. Eind juni, Tom, dat is nog 4,5 weken. Dat worden er dan 6, zo gaat het altijd. Dan komen we hier nooit meer weg. Dat wil ik echt niet.

I know you don’t.

De vorige keer kwamen we hier ook maar niet vandaan. Toen was er telkens dit, dat, was Molly steeds nog maar niet klaar. En maar hier hangen met Jonas die vaasjes omschopte.. En tante en ik elkaar de keuken uitkijken.. Ze is wel lief en ik ook wel, maar het is HAAR huis. Niet ons huis, niet mijn.

Maar nu zouden we in Molly kunnen wonen, dan hebben we wel ons eigen huis. Dat is anders.

Jawel. Maar. Ik wil het niet, ik vind het te lang.

OK, it’s up to you, liefje. You are my wife. Dan doen we het niet.

Maar hoe zie jij het dan, wil jij het dan wel?

I have the feeling, zegt Tom, dat het wel eens de laatste keer zou kunnen zijn hier op de farm. Kijk hoe oud ze is. Ze lijkt kleiner dan vorig jaar, jij zei het ook al. Ik zou het haar erg gunnen om hier weer te wonen.

She will, zeg ik. Alleen dan ietsje later.

Ja, zegt Tom. But we don’t know how it will go. Misschien kunnen we toch eerder weg, kan iemand het van ons over nemen, als Frank beter wordt, wie weet. Go with the flow, I am alle for that, you know. Maar jij mag het zeggen.

Ik voel me een beetje bevriezen en stil worden. Ik mag het zeggen. Ik wil meteen gaan bloggen over het dilemma van blijven of weggaan. Dan mogen jullie allemaal iets wijs zeggen, wat me zou helpen om een besluit te nemen. Maar het lukt me niet daar en dan en de boodschappen moeten worden uitgepakt, de sla gemaakt, Jonas in bad. En eigenlijk weet ik het al wel.

Want hoe kan ik nee zeggen?
Tegen Tom die zo vaak achter mij is aangelopen, in mijn land heeft gewoond, met vreugde maar ook met tegenzin. Die ooit nee zegt als ik iets vraag. Aunt Edith en ik.. Dat gaat nooit zo soepel. Ze verstaat mij meestal niet en ik begrijp vaak niet waar zij het over heeft. Maar ik zie dat ze van Jonas houdt. En ik zag haar ogen helemaal oplichten toen ze Tom voor het eerst weer zag, in de eetzaal van Waterfront..

Vijf weken van mijn leven, van mijn reis. Maar het is niet mijn leven, mijn reis.

Meteen wordt het ook een beetje een boek en ik een altruïstische heldin. Hoe zij zonder klagen en zuchten, met een vrolijke lach voor iedereen de weken doorkwam, zonneschijn om zich heen verspreidend… En niemand zag haar stil verlangen, geen woord kwam over haar lippen… Maar dat haal ik nooit, dat weet ik ook wel.

Tom is blij, als ik het vanochtend vertel. Ik heb slecht geslapen, niet dat ik nou zo lagna te denken, maar misschien van de energie.. Ik weet het niet. Ik ben blij als ik zijn blijdschap zie. En ik voel me ook meteen al weer chagrijnig en warm en.moe.

I won’t promise I’ll never complain,zeg ik.

Hij lacht lief. That’s from The Profet, zegt hij. If you give with bitterness, let the bitterness be your baptism.

En dat is dan wel weer heel mooi spiritueel.



Zo'n dag

Zo’n dag

‘Can I join you?’ Vraag ik zachtjes.

Tom en Jonas liggen in elkaar gekruld op het bed, het laatste stukje van hun middagslaapje te hebben. Dat betekent dat het mijn tijd is om vrij te zijn, iedere dag tussen 1 en 3. Nog even twee uurtjes hard te tekenen of lekker pauze te houden op de veranda met een boek.

Maar vandaag lukt niks, niks, niks.

Ik kruip achter Tom, zweterig in zijn Tshirt en verstop mijn hoofd.

‘How is your work going?’

‘Niks niks niks is going…’ zeg ik. Ik kan het niet meer. De een na laatste serie pagina’s zijn klaar en ik moet me opmaken voor de allerlaatste. Maar ik zit en staar en zit en staar en niks beweegt. Ik word er doodmoe van.

‘Why don’t you do your blog then?’

Kan ik ook niet. Kan niet schrijven, ben al drie keer begonnen en het lijkt wel wat in mijn hoofd maar al typende verzandt het in bla bla en oninteressant. Ik kan niet schrijven en niet meer tekenen en ik las net een boek van iemand die veel beter schrijft en beter tekent dan ik en gisteren stond de hele boekwinkel vol met allemaal irritant briljante boeken. Waarom dacht ik  eigenlijk dat het niet zo was, nu zie ik het, ik kan maar beter ophouden.

Tom snurkt. Ik aai zo’n beetje langs zijn harige arm en voel Jonas’ zachte armpje daar achter. Mijn lieve mannen. Maar daar voel ik ook al niks bij, vandaag. Rusteloos. Geirriteerd. En zij helpen me ook al niet!

‘Do you want to  go for a canoe ride?’ Vraagt Tom, z’n ogen gaan weer langzaam open.

Neehee. Niks wil ik, ook geen gezonde activiteit. Alleen, misschien…

‘Laten we heel veel M&M’s gaan kopen en ze allemaal achter elkaar op gaan eten, please?’ Fluister ik. Jonas slaapt gelukkig nog, anders zaten we daar aan vast.

‘You don’t want that. It’s part of it liefje, you know it is.’

Ja, dat weet ik ook wel. Zo’n dag moet dan even om en daarna misschien nog wel zo eentje en dan kom ik langzaam wel weer op gang.

‘Why don’t you blog about this?’

Natuurlijk niet. Wie wil dat nou lezen? Dat vervelende vermoeiende gelazer? Wat een stom plan. Stomme mannen. Slaapkoppen. Veel te warm in dat bed. Zweetlakens. Ze sukkelen weer in slaap. Ik ben veel te wakker. Rusteloos, boos. Okee dan!

Ik spring uit bed. Ik schrijf dit op. Daar dan!

Zo’n dag.

 

 


Pokjes

10 mei, 2012

Pokjes

Ondertussen zijn we hier in een soort quarantaine. Aunt Edith weet niet of ze de waterpokken gehad heeft als kind en op haar leeftijd wil ze ze niet meer. Zelf doet ze er niet paniekerig over, maar Cousin Lee uit Tennessee en Aunt Dulcie uit Oxford, ze bemoeien zich er allemaal per email enorm mee. Jonas mag absoluut niet bij tante in de buurt komen zolang de plekjes nog open zijn. Veel te gevaarlijk! Worden kinderen daar in dat Nederland dan niet tegen ingeent? Oude dames met te weinig te doen, denk ik vals. Maar het is natuurlijk goed bedoeld.. De buren hier hebben een baby en lopen in grote bogen om ons heen. Ook Lynn’s moeder wil ons nu niet zien. Blijf weg! Shingles! Uitslag! Jeuk en schilfers!

Nou, gezellig. Pas volgende week mogen we weer onder de mensen komen.

Maar met ons drietjes hebben we het hier wel fijn, ondertussen. We hebben ons het huis wat meer eigen gemaakt, koken lekker en spelen onze eigen muziek. Dan is het ook wel fijn dat de keukentafel er niet staat, want dan kunnen we er dansen op de Nijntje liedjes, voetballen en het nieuw uitgevonden spel breinaaldenhockey spelen. Want Jonas ziet er wel waterpokkig uit, maar doet helemaal niet ziek. Hij rent en speelt door het hele huis, springt op alle bedden, haalt overal dozen met puzzels en spelletjes vandaan en strooit de stukjes en de fiches door alle gangen. Dat ruimen we volgende week wel weer op.

Twee keer per dag gaat hij met Tom in bad met zuiverend zout en daarna zetten we hem in de wasbak, smeren we hem in met Calomine-lotion en blazen hem samen droog. Jonas rilt en giechelt. Maar zijn pokjes verdwijnen en langzaam van. En we mogen naast Dribbel nu ook al Shaun the Sheep kijken en dat is een stuk leuker.

Ondertussen kan ik hard en veel werken en dat is niet naar of zielig, maar eigenlijk steeds wat ik het liefste wil. Ik ben al op bladzij 61 van mijn prachtige stripboek, het einde komt langzaam in zicht en ik eet slaap en drink mijn tekeningen. Vermoeiend maar heerlijk.  Ik hoop jullie snel wat meer te kunnen laten zien!

 


Transition

6 mei, 2012

Transition

Daar zijn we nu, in het huis van Tante. Zonder Tante dan, want zij is van de winter voor de tweede keer over de hond van de buren gestruikeld (But it really wasn’t her fault!) en heeft daarbij haar heup gebroken. Ze is dan ook al 92 en ze revalideert nu in het sjieke Waterfront Retirement Home. Op een grote kamer met uitzicht over de rivier en de helft van de meubels die anders altijd hier staan. Het voelt hier dus ook een beetje ontmanteld en leeg hier. De zachte bank verdwenen, de keukentafel weg… Het huis is wat koud en hol achtergebleven. De helft van de snuisterijtjes weg, lichte plekken op de muur waar schilderijen hingen van bestrikte meisjes en schepen met bollende zeilen. Er hangt nog genoeg hoor, dus Jonas mag nog steeds niet voetballen in de huiskamer.

Hier dus hebben we onze transition-time.

Tom heeft hier nog altijd zijn kamertje, met bed, boeken en schemerlamp. Een fijn vrijgezellenvertrek, maar niet zo handig met een kind. Of met drie grote koffers kleren. Onze koffers staan dus aan de andere kant van het huis en heen en weer lopend tussen die twee plekken (twee trappen af, gang door, keuken door, eetkamer door, twee trappen op) raakt alles verspreid. Ik loop dus de hele dag van hier naar daar voor een flesje, een speentje, een paar sokken. De spullen in de stallen waren toch niet zo compleet als we wel dachten, de scanner is zoek, de lichtbak, de telefoon. Tante heeft haar telefoon meegenomen. Internet is hier niet, dus we zijn verstoken van contact. Telefoon bij Walmart gekocht- doet het niet. Terug, hij zou het wel moeten doen. Maar hij doet het nog steeds niet. Dat soort dingen.

Het regende een paar dagen, maar nu slaat de warme zon de damp uit het gras. Dat betekent muggentijd, zeker zo dicht bij de rivier. De jonge muggen bijten het hardst, maken grote jeukende plekken. Jonas heeft er wel erg veel. Steeds meer, met blaasjes er op. Ook op plekken waar geen mug zou kunnen komen… Hangerig, diarree… Waterpokken. Z’n hele ruggetje vol, buikje, overal. Ach mannetje…

Als ik internet had zou ik het opzoeken, als ik telefoon had nu vriendinnen bellen- is dat erg? Duurt dat lang? Is het normaal dat hij wel ziek is, maar zich niet zo ziek gedraagt? Loopt te springen en te roepen en te willen als altijd… Alleen dwingender, er mag maar een filmpje op, van Dribbel, en dat de hele dag. Tom en ik worden er zelf een beetje ziek van, maar Jonas gaat gillen en huilen als we iets anders opzetten.. ach ja, toch ziek, toch wel. En jeuk en niet mogen krabben. En pijn mama, pijn aan armpje, aan buikje… Nog een keer Dribbel dan maar, arme Jonas.

De mevrouw van de Shoppers Drugmart zei dat het wel acht dagen kan duren. Vriendinnen? Mirjam? Acht dagen Dribbel?

Misschien komt Aunt Edith gauw weer hier wonen, en kunnen we haar een beetje helpen met die overgang. Daarom waren we hier ook gekomen eigenlijk, zodat voor ons vertrek met Molly, Tom haar de trappen op kon helpen en wat in de tuin kon werken enzo. Maar tante is een klein dametje met een sterke. ondoorgrondelijke wil. Ze is er nog niet klaar voor en ze zal wel laten weten wanneer wel.

En ondertussen wonen wij dus in haar halve huis. Ik werk, Tom kijkt Dribbel met Jonas.

O, de avonturen…

 


Mannengrot

2 mei, 2012

Mannengrot

Jonas werd vanochtend weer om 4 uur wakker. En mama dus ook.

‘Naar benede?’

‘Liefje, we moeten echt nog eventjes slapen. Het is hier nog middenin de nacht.’

‘Benede?’

‘Probeer het nog maar eventjes. Mama moet het ook nog even proberen. Anders zijn we straks weer zo moe.’

‘Mama naar benede?’

‘Nee, Jonas.’

‘Naar benede? Plies naar benede?’

En dan gaan we toch maar om kwart over 4 de nieuwe dag tegemoet.

De reis hierheen ging eigenlijk heel voorspoedig, met veel slapen in het vliegtuig en rustige vliegvelden met nou eens niet van die eindeloze rijen bij de controles. Kennelijk vieren ze over de hele wereld koninginnendag. Onze bagage reist keurig met ons mee, ik krijg het goede stempel in mijn paspoort en op vliegveld Ottawa staat Jim ons volgens afspraak op ons te wachten met zijn zilveren Lincoln.

In zijn huis mogen we bijkomen van onze jetlag, die deze keer nogal toeslaat. Al twee ochtenden om 4 uur op dus, en het lukt mij niet om overdag te slapen. Maar er is bijna geen beter plek denkbaar om hologig slaapwandelend rond te lopen.

‘Welcome to my man-cave,’ zegt Jim. Hij woont vlakbij het vliegveld en we mochten vlak voor onze vorige reis ook al bij hem komen slapen. Hij is eigenlijk niet eens een echte vriend, maar de broer van een van Tom’s vrienden die ook Tom heet. Jim is pas gescheiden en pas met pensioen. Hij heeft een heel groot leeg huis waar alleen zijn zoon een paar keer per week komt slapen.  Veel lege kamers en veel lege uren, hij lijkt blij te zijn met gezelschap. We mogen blijven zolang we willen.

Het is ook echt een mannenhuis, er staat niets in dat niet gekocht lijkt te zijn om z’n functionaliteit of z’n comfort. Of het moet dat ene beeld zijn boven in het trapgat van een bronzen cowboy die een bronzen steigerend paard in bedwang probeert te houden. Verder staan er alleen al in de huiskamer drie grote beeldschermen, twee TV’s en een computer, met quadrofonische boxen, met aangesloten blueray-spelers en X-boxen, met een Wii en een tafel vol iphones en ipads. We mogen overal mee. Er zijn altijd wel twee TV’s aan, een met het nieuws waar niemand naar kijkt en een met cartoons voor Jonas waar hij niets van snapt. Boven staan nieuwe bedden met nieuwe synthetische dekbedden en kussens en drie lege badkamers waarvan een met een driepersoons-bad. De wc brillen staan er altijd omhoog. De keuken is enorm, de ijskast gigantisch en de steaks die er uit komen zelfs nog groter. Met veel enthousiasme plant Jim onze maaltijden en verheugt zich vandaag al op de roastbeef van morgen. Met een jasje van mosterd en knoflook en precies op tijd in de oven. Hij maakt een toetje met twee verschillende taarten en twee verschillende smaken ijs. Hij zet Kuifje voor ons op op het bioscoop-grote scherm in de huiskamer en we vallen ervoor in slaap op de vijfpersoons wegzak bank. Want we doen niet veel anders dan slapen en liggen. Dat vindt Jim niet erg, zegt hij. We mogen zoveel slapen als we willen.

Behalve ’s ochtends dus, van vier tot negen, dan rent Jonas door het huis, glijdt op kussens over het parket, vaart met de stukken van het mahoniehouten schaakbord in een plastic bootje door de kamer, smeert de eettafel onder de klei en maakt de radiografisch bestuurbare auto’s kapot als mama niet oplet.

Maar dat mag ook allemaal van Jim.