Blog uit Colorado

30 april, 2011

Blog uit Colorado

Ben ik een beetje uitgeblogd?

Ik weet het niet. Het komt er steeds niet van. Zijn jullie er nog?

We staan hier al tweeënhalve week met Molly in St Vrains-Park, op een grote vlakte waar het altijd waait. Om ons heen staan veel, heel veel andere RV’s. In de verte de Rocky Mountains, blauwe lage bergen en witte hoge er achter. Grote vijvers waar vooral in het weekeinde de vissers elkaar verdringen (er is weinig water hier in Colorado) en waar grote vogels in zwemmen. Canadese ganzen die beledigd toeterden als je ze voor de voeten loopt. Grote witte pelikanen, met enorme topzware snavels, maar mooi en sierlijk in de lucht. Reigers. Roofvogels, zwevend op de wind.

Er zijn tachtig plekken om een camper neer te zetten en een douchegebouwtje. We verhuizen om de drie vier dagen naar een andere plek (de mooie plekken zijn in het weekeind bezet) en al naar gelang waar we staan is het tien minuten tot een klein half uurtje lopen om onder de douche te gaan. Meestal rijden we er met de auto naar toe.

We hebben hagel, sneeuw, storm en bliksem gehad hier, maar vandaag schijnt de zon. De wind giert door Molly’s kieren. Jonas voetbalt op het stoppelige gras. En wij?

Wij voelen ons nog steeds een beetje ontheemd. Niet meer in de tropen. Maar ook nog niet echt hier. Zo groot en wijd is alles. Zo ver uit elkaar. De winkels zijn zo enorm, er is zo veel te koop. Het lijkt ook wel of we steeds alleen maar boodschappen doen. We stouwen Molly vol met eten, met water, met nieuwe boeken en films, nieuwe kleren voor Jonas, nieuwe tekenspullen voor mij. Alles wat we in Costa Rica niet konden kopen. Er is behoorlijk wat achterstallig onderhoud aan Molly en aan de auto. En ik werk, ik moet veel werken steeds. En dan neemt Tom Jonas mee op sjouw, oude vrienden langs, naar de garage, de wasserette, de kapper, de Walmart. Het leven is veel drukker. Jonas is een stuk groter, Molly lijkt veel kleiner dan toen we haar achterlieten.

En het is ook goed, het voelt ook als thuis. Voorlopig thuis.

Maandag trekken we weer verder. Waarschijnlijk eerst naar het zuiden, richting New Mexico. En dan naar het noorden, en dan eens langzaam oostwaarts. Of zoiets.

Ik laat het wel weten.

 



Lange blog over een lange reis

13 april, 2011

Lange blog over een lange reis

We zijn weer in Molly!
Met veel te veel spullen en een veel grotere Jonas dan toen we vertrokken, lijkt het er een stuk voller. Of zou dat komen van alle ruime luchtige huizen waar we de afgelopen maanden hebben gewoond?

Droog en koud is het hier in Colorado. Zodra we het land in kwamen vielen alle mooie krullen uit Jonas’ haar. En als ik hier naar buiten kijk, uit mijn eigen raam bij mijn eigen burootje, zijn de bomen kaal en is de lucht wijd. Ganzen scharrelen in het droge gras. Er zijn bergen in de verte, met sneeuw er op. Waar is de groene jungle? Waar is de zee?

Het duurt een stuk langer dan we hadden gehoopt, de reis terug naar Molly. Na de rampdag met het visum dat er niet is, kunnen we de volgende dag gelukkig onbezwaard uit San José weg vliegen, dankzij erg aardige balie-meneren die ons nog helpen om van onze zes koffers (dat zijn er drie teveel, wisten we ook al niet…) er vier te maken, met plakband en plastic. Over een visum geen woord, dat lijkt gewoon geregeld. We huppelen blij het vliegtuig in. Jonas is erg lief, opgewonden als we opstijgen en door de wolken heengaan, en valt  dan lekker in slaap tussen ons in. En in Houston hoeven we maar anderhalf uur te wachten, dat valt ook al zo mee.

Maar anderhalf uur blijkt bijlange na niet genoeg om door alle custom- en security-molens te gaan… De ene na de andere hal vol boze, gestreste reizigers in Efteling-lange rijen moeten we door. De grenspolitie. De bagage ophalen. De bagage controle. De bagage weer inchecken. Schuifelen, schuifelen. Ademhalen. Jonas nog maar een lolly. Waarom gaat die ander rij veel sneller? We gaan het niet halen! Maar dat kan toch niet, ze moeten je toch voldoende tijd geven?

Nee, dat hoeven Ze blijkbaar niet, want op het moment van aan boord gaan moeten wij nog door de Security, met de allerlangste rij ooit. Ik sta te stuiteren met Jonas op mijn nek.

‘Sir, sir, we’re going to miss our plane!’

‘Step back in line please, madam.’

Niemand kan het schelen. Iedereen is nerveus, boos, wil door. Eindelijk komen we bij de lopende band met de bakken. Schoenen uit, allemaal. Ja, de baby ook. Zakken leeg, computers uit de tas. Tom moet z’n bretels af.

‘Mevrouw, we missen onze vlucht!’

‘Doorlopen alstublieft. Kan die baby nog een keer door de X-ray?’ Alsof we messen in zijn zak hebben verstopt…

Als we er eindelijk door zijn is het een half uur na boarding-tijd. Tom staat te worstelen met tassen en een afzakkende broek. ‘Ik ga rennen, liefje,’ zeg ik. ‘Ik hou het vliegtuig wel tegen!’

Ik ren met Jonas op mijn nek, op blote voeten door Houston Airport. Mijn conditie is in Costa Rica behoorlijk opgeknapt, maar het is erg ver. Ik heb nog nooit een vliegtuig gemist. Wat gebeurt er dan? Moeten we hier overnachten soms? Moeten we WEER een nacht in een hotel waar we helemaal niet willen zijn! Ze zullen toch wel op ons gewacht hebben? Ze kunnen toch niet zomaar zonder ons naar Denver gevlogen zijn?

Maar als we bij gate 43 aankomen is het vliegtuig onherroepelijk weg.

Nu blijkt een vliegtuig missen ook weer niet zo erg te zijn. Dat wist ik niet. Je neemt gewoon het volgende, net als een trein. En er gaat er nog een vandaag, over zo’n tweeenhalf uur. Wachten, wachten, nog een broodje, nog maar een lolly, nog drieendertig keren met Jonas op de loopband en weer terug, en dan m0gen we instappen.

‘We gaan weer naar de wolken, Jonas!’ Jonas is een engeltje vandaag, maar hij is het langzamerhand ook een beetje zat. En in het vliegtuig blijkt dat onze plaatsen niet naast elkaar zijn, maar verspreid over verschillende rijen. Dat kan natuurlijk niet. We schuifelen de rijen langs met een huilende Jonas. ‘Mogen we alstublieft met u ruilen?’ Gelukkig zijn de meeste mensen aardig en zitten we uiteindelijk met elkaar op een rijtje.

In Denver zijn we allemaal moe, maar we vinden onze koffers, vinden een taxi en rijden door de nacht naar het huis van Barb en Emma. Daar zetten we het inbraak alarm in werking en worden we bijna door de security opgepakt, maar gelukkig vindt Barb haar bril en herkent Tom. ‘No no, he’s a friend, it’s all OK!’ Ze hadden niet gedacht dat we het nog zouden halen vandaag. Maar er is nog soep, er zijn nog broodjes en het bed is opgemaakt. We vallen als blokken in slaap.

De volgende dag ben ik nog steeds heel moe. Jonas ook. Het is zo fijn om een beetje te hangen in een huis vol vrouwen. Er zijn allemaal pakjes voor ons en Jonas heeft nieuwe kadootjes om mee te spelen. Maar Tom staat te springen, hij wil zo snel mogelijk Molly uit de stalling halen en op haar plek zetten en zorgen dat we weer in haar kunnen wonen.

‘Moet dat echt vandaag al, liefje?’ zeg ik. Ik wil veel liever nog even in een stoel zitten en die hele stapel O-magazines lezen…

We spreken af dat Tom naar Molly gaat en Jonas en ik nog even lekker hier blijven.

En maar goed ook. Tom belt ’s avonds op: Molly’s verwarming doet het niet. De ijskast gaat ook al niet aan. En we hebben een hele voorraad blikjes cola en flessen water in de kastjes laten staan, die allemaal in de winter ontploft zijn. Kleverige plassen frisdrank en scherven overal. Geen plek voor Jonas.

Het kost Tom uiteindelijk twee dagen om alles schoon te maken en weer in werking te zetten. Jonas en ik wennen ondertussen vast een beetje aan straten, huizen en kale bomen. En alles is zo netjes hier! Zo geregeld, zo keurig en zo druk! Aan de andere kant zijn er ook schommels en glijbanen zonder roest, keukens zonder mieren en dertig smaken ijs. Dat helpt. En maandagavond trekken we weer in ons oude huisje.

Molly is klein, maar gezellig en warm. Langzaam wennen we aan hoe het hier ook al weer was. Hier alle kleren. Daar de kopjes. Zo ging het met water. Onze eigen bedden.

Hier wonen we voorlopig weer!

 

 


Vandaag

7 april, 2011

Vandaag

De dag dat we naar Denver zouden vliegen werd een hele andere dag.

Het werd de dag dat we om 4 uur ‘s ochtends worden wakker gebeld en slaperig naar het vliegtuig gereden worden, met 8 andere toeristen en zo’n 30 koffers in een piepklein busje.

De dag dat de bagage al is ingecheckt als de vliemaatschappijjuffrouw me naar mijn visum vraagt.

‘Visum? Hoezo? Moet dat dan?’

Ja, dat moet. Als je in Nederland woont en naar de USA in wil vliegen, dan moet dat. De vorige keer dat ik vloog was dat nog niet, en we zijn Amerika in augustus ingereden met Molly en dan hoeft dat ook niet. Maar nu wel.

Bagage weer terug dus, en weer het busje in met een huilende Jonas. Naar het hotel maar terug, en kijken wat we kunnen regelen.

De dag van twee uur zwetend op internet, denkend dat ze me wel niet binnen zullen laten… Jonas wel, Tom ook, maar ik ben een probleem. Mijn vorige visum zit nog in mijn paspoort, dat heeft de Costaricaanse douane indertijd niet verwijderd en opgestuurd. Dat had wel gemoeten. Denkt de USA dat ik te lang gebleven ben? Een misdaad heb begaan? Moeten we naar de ambassade? Moeten we maar terug naar Canada? Of Nederland? En Molly dan? En onze spullen? En onze plannen?

Na nog een uur komt er een berichtje dat het visum toegezegd is. Hoewel dat niets belooft, bij de grens zal uiteindelijk bepaald worden of ik het land in mag.

De dag dat ik anderhalf uur aan de telefoon heb gezeten met de vliegmaatschappij om de tickets over te laten boeken. Tijdenlang in de wacht gestaan met een gekmakend gitaartje op mijn oren. Chagrijnige mevrouwen aan de andere kant van de lijn. Een kind? Wij hebben geen informatie over een kind. Dat ticket moet u opnieuw kopen. En de eerstvolgende vlucht met 3 plaatsen is pas volgende week maandag. O nee, woensdag pas. Ik zet u nog even in de wacht.

De dag dat Jonas meetrilt op onze stress en chagrijn. En niet wil slapen. Niet wil slapen, absoluut niet wil gaan slapen. Zodat de hele familie met holle ogen en maagpijn naar elkaar zit te kijken en naar filmpjes op internet, eindeloos filmpjes op internet. Leve internet.

De dag dat ik toch maar op internet nieuwe vliegtickets ga kopen, zodat we morgen kunnen vliegen. Als het visum dan wel klopt. Als het ticket klopt. Als Jonas mee mag. Als we op tijd wakker worden. Als we nog steeds bij elkaar willen blijven…

Nee, dat zal wel.

 

 


Tussentijd

6 april, 2011

Tussentijd

Vijf maanden Puerto Viejo.

Vijf maanden liepen we in zon en regen langs de weg die zich slingert door de jungle. Vijf maanden zochten we schelpjes, zwommen we tussen het koraal, hoorden we de brulapen in de ochtend en altijd de zee in de nacht. Overal bamboe, overal houten huisjes, overal zand en modder en zooi. Gaten in de weg, rastamuziek, mango’s en cocosmelk. Hier groeide Jonas van net zo’n beetje lopen naar rennen en springen, klimmen, dansen en voetballen. Hier hebben we vrienden gemaakt en ons ritme gevonden..

En nu zijn we weg. Ploef. Nog steeds in Costa Rica maar o man, zo anders is het hier.

Het gebied heet Arenal, de vulkaan waar we uitzicht op hebben heet geloof ik ook zo. Het is een werkende vulkaan, maar hij is steeds verborgen achter mist en regenwolken. Het weer is meteen ook weer anders. Misschien huilt het wel een beetje.. nee dat is weer veel te dramatisch, Annet.

We zitten hier nota bene in Tabacon, het sjiekste hotel hier in de buurt, een resort, een hotspring,  een spa… De vulkaan verwarmt het water hier, en er is een soort Efteling aangelegd van plekjes en hoekjes, bruggetjes en watervallen waar je overal in het warme vulkanische gezonde water kunt zitten. Je kunt drijvend drankjes drinken of zitten aan de bar in het zwembad (barkrukken onder water!) of eten van de vele buffetten in houten huisjes met nep-palmblad-daken.  Je kunt gemasseerd worden of vulkanische modder op je gezicht krijgen, souvenirs kopen, koekjes eten, wat niet al. Alles kost liederlijk veel geld, dat dan weer wel. En geen Costaricaan te zien, iedereen hier spreekt Duits, Frans of Engels.

We zijn al weg. We leven hier een paar dagen in een rare luxe tussentijd. Morgen rijden we naar San Jose en overmorgen vliegen we terug naar Denver, waar Molly hopelijk nog steeds in de winterstalling op ons wacht. Hoe zou dat zijn? Is dat nog ons thuis, onze lieve warme Molly? Of is het raar, klein, koud? We  zullen het zien. Voorlopig nog heel even in de luxe waterval liggen…