We zijn verdrietig.
We hadden het niet eens zo in de gaten, deden kortaf tegen elkaar en tegen Jonas. Konden niks hebben, zaten meteen op de kast. Jij zou dat toch kopen. Daar weet ik niks van. Welwaar, dat heb ik toch gezegd. En waar is de rugzak. Weg. Hoe kan dat nou, die kan toch niet weg zijn, waar heb je hem voor het laatst gehad. Ik heb hem niet gehad. Ik weet van niks. Nou ik ook niet. Jonas blijf af. Jonas doe niet. Why is he being so difficult?
‘Liefje, I’m sad,’ zeg ik.
‘Of course,’ zegt Tom. ‘That’s it. I am sad too.’
We zijn verdrietig omdat we hier niet weg willen. Maar we moeten, maandag vanaf tien uur is het huis niet meer van ons. Gaan we naar een ander huis voor onze laatste maand hier. Ook leuk. Vast wel.
Maar dit huis, dit mooie houten huis, vol licht en vol ruimte, met buiten de tuin en daarachter de zee, het past ons zo goed. We houden van de grote kamers, van het balkon met de schommelstoelen waar we eindeloos naar Jonas hebben zitten kijken, hoe hij duikt en valt en springt en speelt op het grote bed. Van het terras buiten, dat het huis een eiland maakt in de oerwoudtuin… Waar we gezeten en gegeten hebben met Dick, en met alle Canadezen, met Jose, met Christina en Chantalle, met onze nieuwe vrienden Dale en Pilar, waar de honden op liggen en de katten op wonen. Van de stoelen, de tafels, de kasten, allemaal zo mooi gemaakt. We zijn zelfs gaan houden van de crappy keuken met het kleine aanrecht en de lekkende kraan.
Fijn om ’s ochtends de luiken open te doen en het licht binnen te laten. Fijn om ’s middags de koelte binnen op te zoeken, als de tuin blikkert in de zon. Fijn om ’s avonds de gele lampen te laten branden die het huis een veilige feestelijke plek maken midden in de donkere tropennacht. Alle gasten weer naar huis. Wij lekker met ons drieen. Fijn om in de nacht de regen op het dak te horen slaan. Oorverdovend, maar heerlijk om bij in slaap te vallen. Fijn om altijd de zee te kunnen horen. Geen huis was ooit zo fijn.
Natuurlijk, we blijven hier nog een maand en in de verte wenkt onze trouwe Molly, die nu in haar eentje en de sneeuw staat te overwinteren. Het zal ook weer fijn zijn om te gaan reizen… Vast wel.
Maar nu zijn we verdrietig. En bijna jarig. Nou ja, ik dan.
Feestje, inpakken, wegwezen.